Is de bestrijding van de buxusmot de oorzaak van sterfte onder jonge mezen? Nederlandse wetenschappers achten dat onwaarschijnlijk. Het is plausibeler dat de mezen sterven doordat er in de stad minder voedsel is, en doordat de kans dat de ouders worden opgepeuzeld door roofdieren zoals katten er groter is.
Net als in Vlaanderen zochten de Nederlandse onderzoekers naar sporen van pesticiden in dode meesjes die burgers konden opsturen. In 41 stalen vonden ze 26 verschillende pesticiden. In bijna twee derden van de gevallen ging het om insecticiden.
Net als in het Vlaamse onderzoek zijn de aangetroffen concentraties doorgaans laag, volgens de onderzoekers te laag om dodelijk te zijn. In twee stalen waren de concentraties wel hoog genoeg om de doodsoorzaak te kunnen zijn. De wetenschappers konden geen verband vinden tussen de producten die volgens de meldingen in de buurt van het nest (tegen de buxusmot) waren gespoten, en de stoffen in de dode mezen.
De onderzoekers wijzen er bovendien op dat eerder onderzoek geen toename van de mezensterfte laat zien sinds 2017, toen zowel de buxusmotpopulatie als de bestrijding ervan explodeerde. ‘Alles bij elkaar genomen, lijkt het onwaarschijnlijk dat buxusmotbestrijding de oorzaak van mezensterfte is’, zegt onderzoeker Adriaan Guldemond (CLM). Als pesticiden een negatief effect hebben, dan vooral omdat ze het al beperktere voedselaanbod in de stad nog verder verminderen.
Honden- en kattenhaar
Pesticiden kunnen niet alleen via gecontamineerd voedsel in jonge mezen terechtkomen. In hun analyse vestigen de Nederlandse wetenschappers de aandacht op een onderbelichte blootstellingsroute: honden- en kattenhaar.
Mezen houden ervan hun nest met honden- en kattenharen te bekleden. De voormalige eigenaars van die haren worden echter vaak met middelen tegen vlooien en teken behandeld. De naakte meesjes zouden die stoffen via de huid kunnen opnemen.
De wetenschappers analyseerden haren uit twee nesten en troffen daarin respectievelijk vier en zeven pesticiden aan, waaronder vier stoffen die worden gebruikt in huisdiergeneesmiddelen. De onderzoekers gingen voor alle aangetroffen insecticiden na of ze in diergeneesmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen, of – zoals bijvoorbeeld imidacloprid – in beide worden gebruikt. In maximaal 97 procent van de gevallen zouden de aangetroffen stoffen uit diergeneesmiddelen afkomstig kunnen zijn. Dat maakt die blootstellingsroute volgens de wetenschappers waarschijnlijker dan de bestrijding van insecten op planten, die maximaal 58 procent van de gevallen kunnen verklaren. Ook in de twee gevallen waarin potentieel dodelijke concentraties werden aangetroffen, ging het om stoffen die hoogstwaarschijnlijk uit middelen tegen vlooien en teken komen.
De wetenschappers adviseren om bij het onderzoek naar de veiligheid van diergeneesmiddelen rekening te houden met de blootstelling van jonge vogels via haren. ‘We raden honden- en kattenbezitters ook uit voorzorg aan om haren van behandelde dieren na het borstelen niet te laten rondslingeren in de tuin of de natuur’, zegt Guldemond. ‘Bied ze ook niet actief als nestmateriaal aan, zoals soms wordt geadviseerd.’