Camoufleren of extreem opvallen?

11 maart 2014 door Eos-redactie

In de dierenwereld schreeuwt een felle huidskleur: eet me niet op, ik ben giftig! Ook sommige niet-giftige dieren maken er gebruik van door hun giftige tegenhangers te imiteren. Maar op de evolutionaire weg ernaartoe gaat het soms mis, blijkt uit een studie.

In de dierenwereld schreeuwt een felle huidskleur: eet me niet op, ik ben giftig! Ook sommige niet-giftige dieren maken er gebruik van door hun giftige tegenhangers te imiteren. Maar op de evolutionaire weg ernaartoe gaat het soms mis, blijkt uit een studie.

Neem nu de koraalslang en de koningsslang. De eerste is zeer giftig en kan je herkennen aan de rode en gele banden op haar rug. De koningsslang is niet giftig en kan je herkennen aan hetzelfde patroon. Voor mensen is er een verschil zichtbaar, maar roofdieren kunnen de twee niet uit elkaar houden. Resultaat: geen van de twee wordt opgegeten. Uit een recent onderzoek van de Michigan State University, dat recent is gepubliceerd in PLOS ONE, blijkt dat de evolutionaire weg tussen gecamoufleerd en extreem opvallend niet altijd succesvol is.

Onderzoekster Kenna Lehman: 'Halfweg de evolutie lijken deze dieren nog niet genoeg op hun giftige collega’s, maar zijn ze ook hun camouflage kwijt. Ze vormen dan een makkelijke prooi voor roofdieren. Sommige soorten evolueren daarom terug naar hun camouflagekleur, andere worden wel door roofdieren genegeerd en gaan steeds beter op hun giftige tegenhangers lijken.’

De imitators lijken dan wel op giftige dieren, zelf worden ze zelden giftig. 'Dit komt omdat giffen moeilijk te produceren zijn', weet Lehman. 'Als alleen al de kleur hen goed genoeg beschermt, heeft het helemaal geen zin nog energie te verspillen aan gifproductie.' (cs)