Netbeheerder Fluvius heeft alle Vlaamse gemeenten het aanbod gedaan om 's nachts de verlichting te doven. Het doel is energie (en dus centen) besparen, maar ook het nachtleven vaart er wel bij.
Lampen verlichten de bebouwde kom, industrieterreinen en wegen. Hier zijn ze zo alomtegenwoordig dat jongeren opgroeien zonder dat ze een natuurlijke, echt donkere nacht ervaren. Wat betekent die groeiende portie kunstlicht en lichtvervuiling voor dieren en planten? Het is een vraag waar ecologen zich nog maar enkele jaren mee bezighouden. Nochtans zijn er erg veel nachtdieren: bij de gewervelden gaat het om naar schatting een derde, bij de ongewervelden twee derde. En dan nog beperkt de impact van kunstlicht zich niet tot nachtsoorten. Zo onderzoekt een team van de universiteit van Antwerpen wat kunstlicht betekent voor de nachtrust van koolmezen.
Lichtvervuiling is veel complexer dan een eenvoudig aan-uitverhaal. Blootstelling aan en invloed van nachtelijk kunstlicht hangen af van de timing, intensiteit en het spectrum van het licht. Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Bij bewolking kan licht meer weerkaatst worden, en gebouwen met veel glas zorgen voor extra reflectie.
Lichtvervuiling beïnvloedt het gedrag van dieren en planten op een directe manier, maar ecologen willen ook weten hoe die invloeden doorwerken op hele populaties en gemeenschappen. Dat is een belangrijke vraag – een die je niet kan beantwoorden door alleen maar te observeren. Want naast lichtvervuiling brengt verstedelijking andere factoren met zich mee. Om na te gaan hoe licht de werking van een ecosysteem verandert, moet je gecontroleerde experimenten uitvoeren – in het labo en in het veld.
Lessen van motten
Een groep die bijzondere aandacht geniet voor het probleem van lichtvervuiling zijn motten of nachtvlinders. Dat deze nachtelijke bestuivers aangetrokken worden tot straatlantaarns is bekend, al varieert die aantrekkingskracht van soort tot soort en familie tot familie. De overdosis aan licht verstoort hun visuele perceptie en oriëntatie. Hierdoor verliezen ze kostbare tijd en vallen ze makkelijker ten prooi aan vleermuizen en vogels. Straatlicht zet ook een rem op de mobiliteit van motten. Lantaarnpalen vormen een barrière in hun landschap en versnipperen hun leefgebied.
Ook bij de voortplanting hebben nachtvlinders onder kunstlicht te lijden. Experimenten bij kleine wintervlinders tonen dat artificieel nachtlicht het paarsucces van de wijfjes doet afnemen. De wijfjes van deze mot kunnen niet vliegen en kruipen vanop de grond de stam van forse eiken op. Tijdens dit verticaal klauterwerk lokken ze vliegende mannetjes met hun geurstoffen of feromonen. De wetenschappers verlichtten een reeks van eiken met groen, wit of rood licht. Ze vingen de wijfjes met een val op zekere hoogte en gingen na of ze gepaard hadden. In de controlebehandeling zonder kunstlicht bleek 53 procent van de wijfjes gepaard te hebben. Bij rood licht zakte het aandeel tot 28 procent en bij wit en groen licht zelfs tot respectievelijk 16 en 13 procent. In een ander veldexperiment zetten de biologen een feromoonval op om mannetjes van de kleine wintervlinder te lokken. Ook hier bleek dat mannetjes minder vaak op de geur afkomen als er kunstlicht is.
Kunstlicht verstoort verder de groei en timing van rupsen. Dat toonden onderzoekers aan bij de rups van de kooluilmot. Artificieel licht verhinderde dat de poppen in een rustfase of diapauze gingen. Tegen de tijd dat de motten van de controlebehandeling ontpopten, zat de vliegperiode van de meeste exemplaren uit de behandeling met wit of groen licht er al lang op.
Dat motten diverse negatieve invloeden ondervinden is duidelijk, maar kunnen we die doortrekken naar het ecosysteem? Een recent verschenen studie levert aanwijzingen voor zulke invloeden van straatverlichting. Kunstlicht bleek het aantal motten op grondniveau te halveren en de soortenrijkdom verminderde met meer dan 25 procent. De kans dat motten pollen droegen was beduidend lager in zones met kunstlicht dan in zones zonder. Kunstlicht is daarom niet alleen een oorzaak voor de globale terugval van het nachtvlinderbestand, maar ook voor minder vlotte nachtelijke bestuiving. Dat heeft dan weer gevolgen voor planten.
Darwin en de straatlamp
De laatste jaren spannen we ons in om traditionele natriumlampen te vervangen door ledverlichting. Die ‘groene’ tendens is goed voor ons energieverbruik, maar niet noodzakelijk voor motten. Experimenten tonen dat het energie-efficiënte witte licht van ledlampen tot 48 procent meer insecten aanlokt en zo de problemen van lichtvervuiling mogelijk verergert. Om die te verhelpen, moeten ecologen en lichtingenieurs nauwer samenwerken.
Kan natuurlijke selectie een rol spelen? Recente experimenten met stippelmotten suggereren van wel. Nakomelingen van een reeks populaties uit donkere gebieden en stedelijke gebieden met veel kunstlicht bleken anders te reageren op een lichtbron. Voor hun experiment kweekten de onderzoekers de rupsen van kardinaalsmutsstippelmotten op in het laboratorium. Eens de motten volwassen waren, zetten ze hen in vliegkooien, waar ze nagingen hoe makkelijk de motten zich lieten aantrekken tot een lichtbron. De aantrekkingskracht bleek 30 procent lager voor motten uit stedelijke populaties dan voor hun soortgenoten uit natuurlijke, donkere gebieden.
Dat klinkt als goed nieuws, maar mogelijk betaalt de stadsmot een hoge prijs. Misschien verkleint zijn gezichtsveld en dus zijn perceptiebereik, of misschien is hij over de hele lijn minder mobiel. Die tekortkomingen door lichtvervuiling kunnen vreten aan het biologisch succes van de motten. Of dat zo is, moeten we dringend aan het licht brengen.