De Australische bioloog Julian Fennessy beweert giraffen te beschermen. Volgens critici is hij een oplichter die de dieren opjaagt en pijnigt. Bovendien zou hij nauwe banden hebben met trofeejagers.
In de ochtend van 31 augustus 2019 lichtte een inkomende sms de telefoon van John Doherty op. De Brits-Ierse onderzoeker had toen nog geen idee dat hij maandenlang over die dag zou praten. Doherty staat aan het hoofd van het Reticulated Giraffe Project (RGP) dat Somalische of netgiraffen bestudeert in Kenia's Samburu National Reserve. ‘Het sms'je was van een toeristengids die vroeg of RGP giraffen aan het vangen was in het reservaat,’ zegt Doherty.
Het antwoord was 'nee'. Noch hij, noch zijn personeel deden dat. De vraag was wie zich dan wel bevond in het konvooi voertuigen dat kort voor 8.30 uur het reservaat binnenreed en begon te jagen op de giraffen die Doherty onder zijn hoede had, begeleid door een licht vliegtuig. Noch Doherty's team, noch de beheerder van het reservaat, Lmakiya 'Tom' Lesarge, wisten wat er aan de hand was. Volgens Doherty stuurde Lesarge zijn jachtopzieners erop uit om de onbekende groep op te sporen. De nachtmerrie eindigde echter even snel als hij begonnen was. Na ongeveer 10.30 uur die ochtend was er geen spoor meer van het konvooi in Samburu.
Zonder medeweten van het bevoegde gezag reed een expeditie het reservaat binnen om giraffen te vangen en GPS-zenders in hun horens aan te brengen
Uiteindelijk schetste een lange lijst van ooggetuigenverslagen, interne onderzoeksrapporten, brieven, e-mails en officiële mededelingen het volgende beeld: zonder medeweten van het bevoegde gezag was een expeditie het Samburu National Reserve binnengereden om giraffen te vangen en gaten in hun horens te boren, waar ze GPS-zenders in aanbrachten. Het initiatief hiertoe was genomen door de Australische bioloog Julian Fennessy van de in Namibië gevestigde Giraffe Conservation Foundation (GCF) en David O'Connor, die de Ierse en Amerikaanse nationaliteit heeft en op dat moment werkzaam was voor de San Diego Zoo Global.
‘Fennessy en O'Connor waren giraffen aan het belagen die mijn team en ik al vele jaren bestuderen, en dat binnen een paar honderd meter van ons kantoor, allemaal zonder enige communicatie vooraf,’ zegt Doherty. ‘Het was onvergeeflijk.’
Op vraag van Spektrum.de vertelden beiden dat de hele operatie volgens het boekje was verlopen, afgezien van enkele misverstanden in hun communicatie met de autoriteiten, en dat ze alleen maar de verkeerde poort hadden genomen toen ze het reservaat binnengingen.
GCF heeft de door GCF geleide expeditie gedocumenteerd in een intern verslag dat Spektrum.de kon inkijken. Volgens het verslag hebben de biologen hun boren gebruikt op in totaal 24 netgiraffen in de regio. Onder hen waren er drie uit Samburu. In het rapport worden ze aangeduid als F6, M3 en F7.
Ontredderde giraffen met defecte zenders
F6 staat bij John Doherty bekend als Napunyu. Negen dagen na het incident zag hij de vrouwelijke giraf in het zuiden van het reservaat en nam hij een foto van een halfbeschadigde GPS-zender die aan de hoorn van het dier bungelde. ‘Stalen bouten steken uit gaten die door het levende weefsel van Napunyu's schedel zijn geboord. Het puntje van een van haar oren was verwijderd.’ Hoewel Napunyu het busje van de RGP en de inzittenden kende, gedroeg het wijfje zich schuw tegenover hen, wat voorheen niet het geval was. ‘Het leek waarschijnlijk dat de stress nog dagen na de gebeurtenis invloed op haar had’, zegt Doherty.
De dubieuze methoden van Julian Fennessy, zijn vrouw Stephanie en hun Giraffe Conservation Foundation zijn al jaren berucht
De details van de operatie en alles wat erop volgde veroorzaakten verontwaardiging onder girafonderzoekers wereldwijd. Maar slechts weinigen waren verbaasd, want de dubieuze methoden van Julian Fennessy, zijn Duitse vrouw Stephanie en hun Giraffe Conservation Foundation zijn al jaren berucht. In de gemeenschap wordt gesproken van flagrante schendingen van de wetenschappelijke manier van werken, van gebrek aan respect voor collega's en plaatselijke autoriteiten. Bovendien zou hun natuurbescherming inefficiënt zijn en gericht op fondsenwerving, ook al gaat dit ten koste van de giraffen. Wanneer over de Fennessy's en hun stichting wordt gesproken, noemen sommige onderzoekers hen allesbehalve vleiend cowboys.
Fennessy en vertegenwoordigers van zijn stichting hebben echter het gevoel dat zij voortdurend worden aangevallen door een naar verluidt kleine groep critici die altijd dezelfde zijn en persoonlijke vijandigheden jegens hen koesteren. De voorzitter van het bestuur van de Amerikaanse tak van de Giraffe Foundation, Till Holland, spreekt van een persoonlijke vendetta door collega's die een wrok tegen Fennessy lijken te koesteren.
‘Ik heb sterk het gevoel dat giraffen lijden onder het werk van Julian Fennessy’ giraffendeskundige Anne Dagg
Het is onmogelijk vast te stellen hoe groot of klein de groep critici is. Zeker is wel dat veel internationale giraf-onderzoekers, waarvan het aantal vrij bescheiden is, zich liever niet publiekelijk uitspreken, ook al koesteren ze een wrok tegen de Fennessy's. ‘De Fennessy's zijn meedogenloos en hebben geld’, zegt een voormalige giraffenonderzoeker die niet bij naam genoemd wil worden uit angst voor represailles. ‘Ze slopen iedereen in hun omgeving.’ Net als vele anderen is hij van onderzoeksgebied veranderd vanwege de sfeer die in deze discipline heerst.
‘Ik heb sterk het gevoel dat giraffen lijden onder het werk van Julian Fennessy’, zegt giraffendeskundige Anne Dagg. ‘De mannen en vrouwen die zich inzetten om giraffen voor uitsterven te behoeden, dat zijn er misschien wel tien, werken daar hard voor, terwijl Julian geld kan krijgen van de groepen die hij leidt’, zegt de 87-jarige Dagg, die eind 2019 van de Canadese regering de hoogste civiele onderscheiding van het land kreeg als erkenning voor haar pionierswerk sinds de jaren vijftig. Verder zou Fennessy geld van rijke donateurs gebruiken voor zichzelf, zegt ze, en niet voor het verbeteren van de status van de giraffen in het wild, zoals de donateurs hopen.
De giraffen verdwenen bijna onopgemerkt
En toch hebben deze gracieuze reuzen dringend behoefte aan bescherming. Volgens schattingen zijn er vandaag in subsahariaans Afrika nog minder dan 70.000 volwassen exemplaren overgebleven. Er is slechts één giraf voor elke vier olifanten. In tegenstelling tot pachydermen zoals olifanten is hun geruisloze verdwijning lange tijd bijna onopgemerkt gebleven, zelfs door onderzoekers. Het is maar dankzij een aantal grote projecten zoals dat wat Doherty leidt in samenwerking met de Queen’s University Belfast en de Kenya Wildlife Service, dat een zorgwekkende trend zichtbaar werd: van midden jaren tachtig tot 2016 nam de giraffenpopulatie af met 36 tot 40 procent.
In 2016 reageerde de World Conservation Union IUCN en plaatste het giraffen op haar Rode Lijst als bedreigde diersoort.
Er is slechts één giraf voor elke vier olifanten
‘De giraffenpopulaties zijn het meest drastisch afgenomen in West-Afrika en de Sahel’, zegt Derek Lee, bioloog en ecoloog van Pennsylvania State University die een ander langlopend studieproject leidt in Tanzania, Oost-Afrika, waar het Wild Nature Institute de masaigiraf bestudeert. Volgens de bioloog is het alleen in zuidelijk Afrika dat de giraffenpopulaties nog floreren. De dieren hebben vooral te lijden onder het verlies van hun habitat. Andere gevaren zijn het stropen van bushmeat, ziekten die worden geïntroduceerd door de productieve veestapel en menselijke crisissen. Gewapende conflicten en de covid-19-pandemie hebben de problemen verergerd omdat onderzoekers niet meer bij de dieren kunnen komen en omdat de inkomsten uit het toerisme teruglopen.
Onderzoek naar giraffen zonder vooroordelen is echter moeilijk, aangezien men nauwelijks om een man heen kan die Lee openlijk een bedrieger en een leugenaar noemt: Julian Fennessy.
Giraffenshows in plaats van giraffenbehoud?
De problemen rond de methodes van de Fennessy's begonnen kort nadat zij de controle overnamen over GCF, dat in 2009 in het Verenigd Koninkrijk werd opgericht. Een paar jaar later hadden alle stichtende leden de organisatie de rug toegekeerd na geschillen. Intussen heeft de stichting, die inmiddels naar Namibië is verhuisd, het grootste deel van alle donaties en subsidies die wereldwijd voor giraffen worden ingezameld binnengehaald: gemiddeld is dat tien keer hoger dan dat van elke andere giraffenorganisatie. Hun critici zijn van mening dat de leden van GCF nog niet hebben bewezen dat de donaties daadwerkelijk ten goede komen aan het welzijn van de dieren.
In een schriftelijke verklaring aan Spektrum.de stelt Fennessy dat zij als geen enkele andere organisatie samenwerken met de verantwoordelijken in Afrika. De Australiër heeft inderdaad talrijke natuurbeschermingsprojecten opgezet in heel Afrika. Ook de aanzienlijke wetenschappelijke productie van de stichting en haar geassocieerde onderzoekers staat buiten kijf. Fennessy citeert 40 publicaties in vaktijdschriften om dat te bewijzen.
Giraffenjacht voor 12.000 dollar
Intussen is GCF een discussiepunt geworden voor het organiseren van dubieuze evenementen, zoals die in Samburu. Het aanbrengen van zenders op dieren en het jagen op hen vanuit terreinwagens en vanuit de lucht is een verkoopargument - letterlijk. Vermogende donateurs mogen meedoen, mits ze een flinke som geld betalen. Volgens een advertentie kan iedereen voor 12.000 dollar aan zo'n expeditie deelnemen. ‘GCF gebruikt giraffenvangsten als fondsenwervingsevenementen die worden bevolkt door ongekwalificeerde donoren’, zegt Lee.
Jachtpartijen met verdovingsgeweren zijn een ideaal decor voor veel media. Zo konden de ZDF-kijkers in juni 2020 in het tv-programma Terra X zien hoe de Fennessy's zenders aanbrachten op giraffen in Namibië. ‘Het zou interessant zijn om voor de verandering eens een wetenschappelijk antwoord op deze vraag te krijgen,’ zegt Andy Tutchings, een voormalig lid van de giraffenstichting en een expert op het gebied van het aanbrengen van zenders bij wilde dieren. In Namibië doen de dieren het goed. Volgens de deskundige staan giraffen in gebieden waar zij ernstig worden bedreigd, bloot aan totaal andere milieu-invloeden en is er ook een aanzienlijk verschil in de conflicten tussen mens en dier in vergelijking met Namibië. Gezien deze verschillende omstandigheden zijn de bevindingen uit Namibië niet overdraagbaar.
‘GCF gebruikt giraffenvangsten als fondsenwervingsevenementen die worden bevolkt door ongekwalificeerde donoren’
Vertegenwoordigers van de media waren ook aanwezig tijdens de vierdaagse expeditie in Kenia, met een omweg naar Samburu. Hun deelname resulteerde in een uitvoerige reportage over de Giraffe Foundation in het gerenommeerde Amerikaanse tijdschrift The Atlantic. In het artikel wordt ook onthuld hoe dicht de journalisten bij de actie stonden en dat Fennessy zelf de boor gebruikte, hoewel dit volgens de Keniaanse wet alleen door opgeleide dierenartsen mag worden gedaan.
Volgens de organisatoren Fennessy en O'Connor hebben noch de journalisten noch de betalende toeschouwers invloed op het verloop van dergelijke expedities, aangezien alle procedures worden uitgevoerd door speciaal opgeleid personeel, zoals vereist door de geldende wetgeving in de betrokken landen. De critici maken zich echter minder zorgen over de wijze waarop dergelijke evenementen worden georganiseerd, maar veeleer over de vraag waarom zij überhaupt worden opgevoerd.
De Amerikaanse zoöloog Amy Phelps zegt dat een zender alleen mag worden overwogen als er geen andere mogelijkheid is en op voorwaarde dat de wetenschappelijke waarde onbetwistbaar is. Zij was de eerste om de Fennessy's cowboys te noemen.
De giraffen rukken de GPS-zender na korte tijd van hun gewonde kop af
De wetenschappelijke doelstellingen zijn maar vaag geformuleerd in het vertrouwelijke rapport van de Giraffe Foundation en de San Diego Zoo waarnaar aan het begin van dit artikel wordt verwezen. Er wordt gesproken over ‘populatie-aantallen en dichtheden’ of over de ‘algemene staat van conservatie van netgiraffen’. Verder zegt Fennessy dat de gegevens natuurbeschermers en plaatselijke autoriteiten kunnen helpen beslissen waar het de moeite waard zou zijn om corridors tussen beschermde gebieden aan te leggen en waar giraffen in conflict zouden kunnen komen met ontwikkelingsprojecten in Kenia. David O'Connor, met wie hij de expeditie in Kenia organiseerde, voegt daaraan toe dat alle gegevens rechtstreeks in een digitaal monitoringsysteem terechtkomen als real-time informatie. Aan de hand van dit systeem kunnen rangers nagaan waar alle grote zoogdieren die in het land worden gecontroleerd, zich ophouden.
Giraffen houden zich echter niet schuil. Gezien hun grootte zouden zij in principe gemakkelijk kunnen worden geobserveerd zonder gebruik te maken van satelliettechnologie. Vooral omdat de methode die Fennessy en zijn stichting testen zelf niet erg betrouwbaar lijkt te zijn: ten minste twee van de drie dieren in Samburu droegen hun zenders niet gedurende de 24 tot 36 maanden die beloofd worden in het rapport. Volgens Doherty, in wiens studiegebied het incident plaatsvond, rukten de dieren ze na korte tijd van hun gewonde kop af. ‘Bovendien leveren een of twee willekeurig aangebrachte GPS-eenheden geen of nauwelijks wetenschappelijk voordeel op’, aldus Tutchings. ‘En, wat nog belangrijker is, er is ook geen enkel voordeel voor de conservatie.’
Eerst verdoven, dan boren, dan zenderen
Deze methode is om te beginnen een kwelling. In tegenstelling tot Fennessy en O'Connor, die beweren dat de dieren geen kwaad is gedaan, spreekt hun collega uit Samburu over het gevaar van ‘trauma op lange termijn’. ‘De giraffen worden beschoten met pijlen, opgespoord, gevangen genomen, geïmmobiliseerd en uiteindelijk verminkt,’ zegt Doherty. Mevrouw Phelps, de zoöloog, voegt eraan toe dat de mensen ‘geen empathie leken te hebben voor de angst en het leed dat de dieren werd aangedaan’.
‘Giraffen sterven gemakkelijk’, zegt Andy Tutchings, die expedities heeft geleid waarbij giraffen, neushoorns, olifanten en leeuwen werden verdoofd. De bijzondere fysiologie van de dieren maakt de hele onderneming uiterst riskant. Het is van belang de procedure nader te bekijken om te begrijpen waarom dat zo is.
Waarom verdooft een bekwame dierenarts een lichaamsdeel dat volgens Fennessy geen pijn voelt?
Volgens het interne verslag van de expeditie werd elke giraffe eerst met een pijl met etorfine verdoofd. Deze opioïde, ook bekend als M99, begint het dier onmiddellijk te doden. Daarom moest zo snel mogelijk een tegengif worden toegediend zodra het dier neer lag, aldus Tutchings, die ervaring heeft met dergelijke methoden en benadrukt dat hij de details van de procedure in Samburu niet kent. Diprenorfine werd daar toegediend als tegengif. ‘Eenmaal toegediend is het dier volledig bij bewustzijn - vandaar de oogbedekking en de watten in de oren om het dier rustig te houden,’ zegt de deskundige. De boor wordt dan gebruikt op de hoorns van het dier.
De hoorns van een giraffe zijn slechts in geringe mate te vergelijken met die van een koe of een antilope. Anatomisch gezien zijn het uitgroeisels van het schedelbot die worden doorkruist door zenuwen en bloedvaten. Het is onduidelijk of de dieren pijn voelen tijdens de procedure. Fennessy zegt dat er bij geen van de meer dan 150 boorprocedures waaraan hij of zijn stichting heeft deelgenomen, zichtbare of fysiologische tekenen van stress zijn geweest. Daarom wordt geen plaatselijke verdoving toegediend. Desgevraagd gaf de Keniaanse dierenarts die de procedure in Samburu uitvoerde er echter een ander verslag van. ‘We gebruikten verdovende middelen met een pijnstillende werking en waar mogelijk gebruikten we een plaatselijke verdoving op de hoorns die werden doorboord om ervoor te zorgen dat de dieren geen pijn zouden lijden’ aldus Dominic Mijele, een dierenarts die werkt voor de Kenya Wildlife Service. Waarom verdooft een bekwame dierenarts een lichaamsdeel dat volgens Fennessy geen pijn voelt?
Fennessy levenslang verbannen, maar dan tijdelijk
De eerste reactie van de Keniaanse autoriteiten op de jacht op netgiraffen in Samburu was snel en verontwaardigd. Aangezien dit reservaat geen nationaal park is, heeft de plaatselijke regering van Samburu County de leiding en niet de Kenya Wildlife Service (KWS). De directeur van het Lesarge National Reserve stelde een onderzoek in en vroeg Fennessy en O'Connor om een verklaring. Drie maanden later kregen beiden brieven in dezelfde bewoordingen, die Spektrum.de in handen kreeg: ‘Ik beschouw de overtredingen die u die dag hebt begaan als zeer ernstig’, schreef Lesarge in zijn brief die het zegel van de regering van Kenia droeg. Hij zei verder dat de ongeoorloofde expeditie getuigde van ‘een flagrante veronachtzaming van de wettelijke kaders, volslagen professioneel wangedrag en een grove belediging van de plaatselijke overheid’.
Fennessy, O'Connor en hun respectieve organisaties, de Giraffe Conservation Foundation en San Diego Zoo Global, werden voor het leven verbannen uit Samburu.
Het verbod bleef zeven maanden van kracht. Maar toen de brief van Lesarge op 19 juni 2020 in de internationale giraffenonderzoeksgemeenschap begon te circuleren, namen Fennessy en O'Connor contact op met mensen in Kenia. Volgens John Doherty namen Keniaanse vertegenwoordigers van de Giraffe Foundation contact op met Lesarge en verzochten zij om een ontmoeting drie dagen later, op 22 juni. Begin juli 2020 zegde David O'Connor zijn dienstverband met San Diego Zoo Global op. Uiteindelijk kreeg Fennessy op 2 juli een brief van Samburu waarin het inreisverbod werd opgeheven.
Toen Spektrum.de de directeur van Samburu vroeg waarom het verbod werd opgeheven, gaf hij geen details. ‘We hebben de problemen eromheen al opgelost, dus het heeft geen zin erover te discussiëren.’ Bij het verschijnen van dit artikel had Lesarge nog niet gereageerd op de vraag hoe hij de problemen had opgelost. Ook de San Diego Zoo houdt zich over het algemeen op de vlakte. ‘We kunnen bevestigen dat David O' Connor niet langer in dienst is van San Diego Zoo Global. San Diego Zoo Global gaat door met het actief uitvoeren en ondersteunen van werkzaamheden voor de conservatie van giraffen in hun hele verspreidingsgebied in Kenia zonder beperkingen,’ aldus een woordvoerster van de dierentuin.
De redenen voor Lesarge's verandering van mening blijven onduidelijk. Julian Fennessy en David O'Connor zeggen dat zij door de directeur van Samburu ervan op de hoogte werden gebracht dat de ernstigste overtreding die zij hadden begaan, erin bestond dat ze Samburu door de verkeerde poort waren binnengegaan. Personeel van het kantoor van Lesarge had hen mondeling groen licht gegeven voor de expeditie die formeel onder leiding stond van de Kenya Wildlife Service, maar had verzuimd de directeur hiervan op de hoogte te brengen en had zich voor beide overtredingen verontschuldigd. Critici van Fennessy die inzicht hebben in de zaak zijn niet overtuigd door deze verklaring. Volgens hen is het niet goed genoeg om de mensen alleen maar te informeren. Indien het team Samburu was binnengekomen via een officiële, bemande poort, dan zou het duidelijk zijn geweest dat zij niet over de juiste vergunning beschikten. Bovendien is het een publiek geheim dat sommige Afrikaanse wildlife-autoriteiten kritisch staan tegenover het aanbrengen van zenders op hoorns. Het is daarom twijfelachtig of Fennessy en O'Connor überhaupt een vergunning voor hun project zouden hebben gekregen.
Het feit dat de regering van het Samburu-district plotseling van gedachten veranderde, is voor veel critici het zoveelste voorbeeld van hoe de stichting haar macht aanwendt om haar controversiële methoden voort te zetten.
Verdovingsgeweren in Tanzania
Wat er in Samburu is gebeurd, staat niet op zichzelf. Ongeveer vijf maanden na de gebeurtenissen in Kenia gebeurde iets soortgelijks in buurland Tanzania. Het masai-giraffenproject in Tarangire onder leiding van Derek Lee kreeg in januari 2020 ook een onaangekondigd bezoek van Fennessy en zijn Giraffe Foundation. ‘Een groep van de giraffen die ik bestudeer werd gevangen en kreeg zenders aangebracht door de Giraffe Conservation Foundation zonder dat ik het wist’, zegt Lee. Hij zegt verder dat jaren van onderzoek in een mum van tijd waren teniet gedaan, omdat die ingreep gevolgen had voor de gedragsstudies die door het Wild Nature Institute werden uitgevoerd. ‘We hebben in februari gedocumenteerd dat giraffen in Tarangire zich abnormaal gedroegen, waaronder het wegrennen van voertuigen op een manier die we nog niet eerder hadden gezien’, zegt Lee. ‘Fennessy verstoorde het reeds lang bestaande onderzoeks- en behoudswerk van mijzelf en John Doherty, beiden al lang lid van GOSG’, zegt de onderzoeker.
Fennessy beschouwt de beschuldigingen van Lee als een ‘kwaadaardige en ongefundeerde persoonlijke aanval’. De bioloog beweert tijdig met vertegenwoordigers van Lee's Wild Nature Institute te hebben gesproken, hetgeen Lee ontkent. Fennessy beweert ook dat de Giraffe Foundation alle vergunningen van de bevoegde autoriteiten had verkregen. In feite zijn giraffen in Tanzania geen eigendom van de onderzoekers die ter plaatse werken, maar van de staat. Daarom was de Giraffe Foundation niet verplicht om Lee om toestemming te vragen. Fennessy gaat niet in op de beschuldiging dat hij de gebruikelijke regels die gelden onder onderzoekers zou hebben geschonden - zoals ook het geval was in Samburu.
De macht en invloed van de stichting strekken zich uit tot de hoogste internationale instanties voor het behoud van wilde dieren
Maar ook vertegenwoordigers van andere teams klagen dat zij zijn genegeerd. Onder hen is Amerikaans zoöloog Sheri Horiszny, die toezicht houdt op het Care for Karamoja-project in Oeganda, dat zich onder meer inzet voor het behoud van de zeer bedreigde ondersoort van de Rothschildgiraf. Volgens Lee heeft GCF in de eerste plaats zijn eigen standpunten opgenomen in de regionale plannen voor de conservatie van wilde dieren in zowel Oeganda als Tanzania. Onderzoekers, die ter plaatse expertise hebben opgedaan dankzij observatieprojecten die soms al jaren lopen, voelen zich aan de kant geschoven, hoezeer Fennessy dit tegenover Spektrum.de ook ontkende en daarbij nogmaals de integratieve aanpak van zijn Giraffe Conservation Foundation benadrukte.
De macht en invloed van de stichting strekken zich uit tot de hoogste internationale instanties voor het behoud van wilde dieren. De Group of Giraffes and Okapis Specialists (GOSG) van de IUCN beoordeelt hoe bedreigd deze soort is en is invloedrijk als het gaat om aanbevelingen voor het behoud van wilde dieren. Julian Fennessy was sterk betrokken bij de oprichting van deze groep in 2013. In zijn hoedanigheid van medevoorzitter was hij geruime tijd verantwoordelijk voor giraffen. Hij had net zijn functie opgenomen toen hij er al van werd beschuldigd deze te gebruiken om vooral het werk van zijn giraffenstichting ten goede te komen.
‘Ik herinner me wel dat er veel weerstand was tegen zijn herbenoeming in 2017’, zegt Jon Paul Rodriguez. De hoogleraar ecologie uit Venezuela staat aan het hoofd van de Species Survival Commission van de IUCN en is dus verantwoordelijk voor de groepen specialisten. Fennessy zou in 2021 worden herbenoemd, maar de Australiër liep eind februari vooruit op mogelijke geschillen door aan te kondigen dat hij zich terug zou trekken, wat als een verrassing kwam.
Een stem tegen het behoud van giraffen
De volgende episode laat duidelijk zien hoe Fennessy de afgelopen jaren zijn invloed op deze groep heeft uitgeoefend. De setting is de vergadering van de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES) die eind augustus 2019 in Genève plaatsvond. Op deze conferenties, die om de drie jaar worden gehouden, trachten de deelnemers wereldwijd bindende regels in te voeren over welke dieren en dierlijke producten internationaal verhandeld mogen worden mits vergunningen, en voor welke dieren vooral een wereldwijd handelsverbod geldt.
Indien een diersoort in bijlage II van de overeenkomst is opgenomen, mogen de betrokken dieren of delen daarvan in de meeste gevallen alleen in een land worden ingevoerd na een voorafgaande veiligheidsbeoordeling. De trofeejacht en de internationale handel in dierlijke delen zijn alleen toegestaan in landen waar deze jacht en handel duurzaam zijn gebleken. De autoriteiten stellen daar gegevens en feiten tegenover, als die er zijn: Waar komen dergelijke producten vandaan? Hoeveel stuks worden er per jaar ingevoerd en van waar? Brengt de trofeejacht de dierenpopulaties daadwerkelijk in gevaar?
Dit is precies wat zes Afrikaanse landen in 2019 wilden bereiken met betrekking tot giraffen, waarvan de handel tot dan toe niet door CITES was gereguleerd. Argumenten tegen dit voorstel werden naar voren gebracht in een deskundigenadvies waarin werd gesteld dat er geen reden was om aan te nemen dat de handel in girafproducten verantwoordelijk is voor de afname van de populatie, zodat giraffen niet in de bijlagen moeten worden opgenomen. Het deskundigenadvies was een initiatief van de TRAFFIC-organisatie, een gezamenlijk project van de International Union for Conservation of Nature (IUCN) en het Wereldnatuurfonds (WWF). In zijn hoedanigheid van medevoorzitter van de Giraffe Specialist Group van de IUCN had Fennessy het gedeelte van het rapport dat betrekking had op giraffen, bestudeerd en onderschreven.
‘Laten we een giraffe gaan vangen!’, roepen de hoofdrolspelers terwijl ze elkaar een high-five geven. Een helikopter stijgt op en jaagt de dieren naar een vangplaats
Zeven vooraanstaande dierenwelzijnsorganisaties, waaronder de Born Free Foundation en Humane Society International, waren het volstrekt oneens met deze beoordeling. Zij schreven in februari 2019 een brief naar de Specialist Group of Giraffe Researchers van de IUCN die onder leiding stond van Fennessy en uitten hun bezwaren tegen de beoordeling. Fennessy blokkeerde de brief in zoverre dat hij deze slechts doorstuurde naar het adviescomité van de groep – wat volgens Fennessy ‘volgens protocol’ was. De officiële aanbeveling aan CITES bleef dus onaangetast, en de aanvraag van de zes landen leek te zijn afgewezen. De volgende gelegenheid om deze opnieuw in te dienen zou zich pas voordoen op de volgende bijeenkomst in Costa Rica in 2022.
Plotseling sloeg de situatie om. De Centraal-Afrikaanse Republiek gaf girafdeskundige Fred Bercovitch vijf minuten spreektijd op de conferentie van Genève, die hij gebruikte voor een dringende oproep om het voorzorgsbeginsel in acht te nemen. Hij vatte ook de cirkelredenering van het deskundigenadvies samen: de opwaardering was verworpen door te verwijzen naar het ontbreken van wetenschappelijke gronden, terwijl werd toegegeven dat alleen een oplijsting in bijlage II dergelijke gronden kon opleveren. ‘Waarom dan niet oplijsten?’ vroeg Bercovitch. De plenaire vergadering volgde dit voorbeeld. Uiteindelijk werden giraffen door de ondertekenende staten met 106 tegen 21 stemmen opgewaardeerd en opgenomen in bijlage II. De symboliek van dit besluit kwam duidelijk naar voren in berichten in de media: het werd gevierd als ‘goed nieuws’ en een ‘succes’ voor giraffen.
Hoe is het mogelijk dat de voorzitter van de grootste giraffenstichting ter wereld niet heeft gepleit voor zo'n populaire maatregel? Het is immers een zelfverklaard doel van de Giraffe Conservation Foundation om het publiek ervan bewust te maken dat giraffen met uitsterven worden bedreigd.
‘De Giraffe Conservation Foundation is geen lobby-organisatie en heeft als zodanig geen enkele organisatie geholpen bij hun inspanningen om giraffen op de CITES-lijst te krijgen’, schrijft Fennessy. Hij zegt verder dat de wetenschap duidelijk heeft aangetoond dat giraffen niet bedreigd worden door de toegestane trofeejacht. In tegenstelling tot olifanten of neushoorns worden giraffen niet gestroopt voor de internationale markt. ‘Elk verzoek om ze op de lijst te plaatsen moet gebaseerd zijn op wetenschap en niet op emotie. De Giraffe Conservation Foundation beveelt aan giraffen op te nemen per vier soorten en/of ondersoorten, omdat de bedreigingen voor de verschillende taxonomische groepen van giraffen in hun hele verspreidingsgebied in Afrika sterk uiteenlopen.’ Aangezien CITES echter afraadt afzonderlijke lijsten op te stellen, zou een dergelijk project van meet af aan weinig kans van slagen hebben.
Het deskundigenadvies waarin de aanvraag wordt afgewezen, biedt nog een andere verklaring. Daarin wordt slechts één potentieel risico van het opnemen van giraffen in de lijst genoemd. Er wordt beweerd dat, indien giraffen in bijlage II zouden worden opgenomen, de jacht - die nog steeds is toegestaan - zou kunnen worden ‘gestigmatiseerd’. Als gevolg daarvan zou de jacht minder aantrekkelijk kunnen worden en zou de belangstelling voor giraffetrofeeën kunnen afnemen.
Volgens TRAFFIC en de Giraffe Foundation zou dit inderdaad veel gemeenschapsprojecten op een gevoelig punt raken, aangezien het jachttoerisme in Namibië aanzienlijke sommen geld oplevert. De dorpsgemeenschappen worden geacht een deel van de inkomsten te krijgen. Tenminste voor een deel is dit gekoppeld aan de eis om het behoud van wilde dieren en hun habitats te ondersteunen. Bijgevolg zijn niet alleen plaatselijke beschermingsinitiatieven afhankelijk van de inkomsten uit de trofeeënjachtlobby, maar blijkbaar ook de grootste giraffenstichting ter wereld.
Reizen per vrachtwagen naar toeristische gebieden
Wie zich verdiept in de banden van de giraffestichting met de jachtlobby, stuit op een met veel pathos gemaakte video op YouTube. Daarin is onder meer te zien hoe de Fennessy's in juni 2020 in totaal 14 giraffen vangen en herplaatsen. ‘Laten we een giraffe gaan vangen!’, roepen de hoofdrolspelers terwijl ze elkaar een high-five geven. Een helikopter stijgt op en jaagt de dieren naar een vangst. De Fennessy's leggen later in een interview uit dat de dieren vervolgens per vrachtwagen worden vervoerd naar onder meer Doro Nawas, waar ze zich bij de lokale bevolking moeten voegen. Ze beweren dat zelfs de coronapandemie hun onvoorwaardelijke inzet voor de giraffen niet tegenhoudt. ‘Als wij het niet doen, wie zal het dan wel doen?’
Doro Nawas is een door de gemeenschap beheerd project in Namibië dat zijn inkomsten voornamelijk haalt uit jachttoerisme. Volgens Namibische deskundigen is er door de snelle afgifte van jachtvergunningen voor de verkoop van vlees in veel van deze projecten nauwelijks nog wild over. De 14 giraffen zijn een magere, maar niettemin zeer welkome aanvulling op de populatie.
In de film wordt met geen woord gerept over de financiële en logistieke betrokkenheid van de internationaal vermaarde trofeejager Ivan Carter. Hij en zijn Wildlife Conservation Alliance zijn nauw verbonden met de stichting. De groep, die de jacht als sport over de hele wereld en vooral in Afrika promoot, handelt onder de naam van hetzelfde accountantskantoor in de VS als onder meer GCF. Volgens een voormalig lid van de raad van beheer van de Giraffe Conservation Foundation regelt de jagersvereniging, die vanuit een kantorencomplex in Orlando (Florida) opereert, alle administratieve zaken namens GCF, om in de VS als non-profitorganisatie van belastingen te worden vrijgesteld.
Deze minnelijke schikking lijkt financieel zijn vruchten af te werpen. Volgens haar jaarverslag van 2018 heeft Ivan Carter's Wildlife Conservation Alliance in totaal 643.000 dollar overgemaakt aan de Giraffe Foundation.
Huid en botten van giraffen
Volgens het jaarverslag van GCF voegde een andere donor zich in 2018/2019 bij de topdonoren van de Giraffe Foundation: de beruchte trofeejachtlobbyisten van de Dallas Safari Club.
Handel in giraffetrofeeën en -producten draait goed in de VS. ‘We importeren alles, van kussenslopen en bijbelhoezen van giraffenhuid tot botten, die meer en meer worden gebruikt als vervanging voor olifantenivoor in producten zoals mes- en pistoolgrepen’, legt Tanya Sanerib uit, een juridisch expert en directeur van de natuurbeschermingsorganisatie Center for Biological Diversity. Volgens een analyse van Amerikaanse importstatistieken door Humane Society International (HSI), werden tussen 2006 en 2015 ongeveer 40.000 giraffendelen en -producten ingevoerd.
Volgens HSI is de belangrijkste draaischijf voor deze handel in de VS de tentoonstellingen die worden gehouden in de Dallas Safari Club. Op een veiling die daar in 2018 werd gehouden, kocht een miljardair een vergunning om een van de zeer bedreigde Afrikaanse zwarte neushoorns neer te schieten voor 275.000 dollar. Hij vertelde via zijn advocaat aan een tv-zender: ze hebben meer dan 3.000 rangers op privéterreinen en iemand moet dat betalen.’
Er zijn inderdaad goede argumenten om de bereidheid van trofeejagers om voor dergelijke expedities te betalen, uit te buiten en om de opbrengst te gebruiken om het behoud van wilde dieren te financieren. ‘Heel vaak gaat het nog goed met de giraffenpopulaties in gebieden waar nauwkeurig geformuleerde jachtwetten gelden’, zegt Andy Tutchings. Volgens de officiële beoordeling van toporganen als CITES en IUCN vormt de financiële band tussen een organisatie als de Giraffe Conservation Foundation en de jachtlobby op zich geen wandaad. Bovendien beweert Fennessy dat zijn stichting noch de kant kiest van trofeejagers, noch van tegenstanders van de jacht.
De vraag is of talrijke andere donateurs van de stichting er net zo over denken. Volgens de laatste jaarverslagen van de stichting hebben zij elk jaar gezamenlijk ongeveer 1,5 miljoen dollar aan de stichting overgemaakt. De Born Free Foundation is bijvoorbeeld een van de grootste tegenstanders van de trofeejacht in de wereld. In de jaarverslagen van de Giraffe Foundation staat ze een paar regels onder de jachtlobbyisten. Desgevraagd verklaarde Born Free dat ‘het iets is waar we naar kijken, maar niet iets waar we op dit moment commentaar op kunnen geven’. Volgens Fennessy heeft zijn stichting inmiddels een nieuwe overeenkomst gesloten met de NGO om onderzoek naar giraffen in Niger financieel te ondersteunen.
Critici zeggen dat de effectieve bescherming van in het wild levende dieren een heel ander verhaal is.
Born Free en een aantal andere dierenbeschermingsorganisaties hebben sinds 2017 een petitie ingediend om giraffen in de VS op de lijst van bedreigde diersoorten te krijgen. Als ze onder de Endangered Species Act zouden vallen, zou dit betekenen dat jagers een importvergunning voor hun trofeeën moeten aanvragen en dat ze moeten bewijzen dat het schieten van het dier financieel of wetenschappelijk heeft bijgedragen aan het behoud van deze diersoort.
De Giraffe Foundation steunt de indieners van het verzoekschrift niet. Fennessy wees er bij Spektrum.de nogmaals op dat zijn stichting geen lobby-organisatie is en dergelijke initiatieven dan ook niet steunt. Hij zei dat Afrikaanse giraffen in het algemeen niet bedreigd worden door legale jacht en dat handelsbeperkingen alleen zin hebben in het geval van afzonderlijke soorten of ondersoorten. Hetzelfde geldt in dit geval: het effect van jacht en handel kan het best worden vastgesteld wanneer beide gereguleerd zijn.
Fennessy en de zijnen kunnen de twijfels die hun critici hebben over de vermeende doeltreffendheid van hun giraffenbescherming niet wegnemen. Temeer omdat de Fennessy's er intussen voor hebben gekozen de geschiedenis van het giraffenonderzoek te herschrijven. Bij elke gelegenheid schilderen zij zichzelf en hun stichting af als de eersten die zich serieus hebben ingespannen om de dieren te redden en als een van de weinige groepen die zich over hen ontfermen door echt veldonderzoek ter plaatse te verrichten. Fennessy beschuldigt collega's die zich door dergelijke opmerkingen beledigd voelen van ‘professionele afgunst’: ‘De overeenkomsten die wij hebben met zeer gerenommeerde instellingen laten zien hoezeer de Giraffe Conservation Foundation zich richt op partnerschap en samenwerking. De Stichting heeft nooit iemand opzij geschoven’.
Dergelijke uitspraken klinken als een aanfluiting voor onderzoekers die al van onderzoeksgebied zijn veranderd. ‘De Giraffe Conservation Foundation heeft veel bruggen verbrand’, zegt een voormalig giraffenonderzoeker die liever anoniem blijft. ‘De stichting heeft symbolisch de keel doorgesneden van veel wetenschappers, onderzoeksprojecten en natuurbeschermingsinspanningen in het veld.’
Dit artikel verscheen eerder in Spektrum.