Wetenschappers Moritz Gallei en David De Pue interviewen voor Eos Blogs hun helden. Dit keer spraken ze met Valerie Trouet, een Belgische bio-ingenieur die als hoogleraar is verbonden aan het Laboratory of Tree-Ring Research van de University of Arizona in Tucson. Trouet schreef een boek (Wat bomen ons vertellen) over wat jaarringen ons kunnen leren over de menselijke geschiedenis en het klimaat.
U bent een succesvolle wetenschapper en expert in het domein van de dendroklimatologie, maar u bent nu ook een veelgeprezen auteur. Was het als kind als uw ambitie om onderzoeker te worden? Of droomde u ervan om schrijver te worden?
‘Ik heb altijd al van lezen gehouden. Ik twijfelde of ik iets exact wetenschappelijk, dan wel Germaanse talen zou gaan studeren. Ik had eigenlijk geen idee waaraan mij te verwachten. Dan bedacht ik me dat als ik wetenschapper zou worden, ik nog steeds romans zou kunnen lezen. De wetenschap bedrijven als hobby is minder evident. Dat is de reden dat ik voor wetenschappen koos. Om eerlijk te zijn dacht ik niet dat een carrière als onderzoeker, laat staan als auteur, een optie was voor een meisje als ik, opgroeiend in de jaren negentig. We hadden geen rolmodellen.’
Hoe zit het vandaag? Is de genderkloof kleiner geworden?
‘Het is pas achteraf dat ik besefte dat ik geen enkele vrouwelijke professor had toen ik Bio-Ingenieur studeerde aan de UGent. We dachten daar toen niet over na. Het leek ons logisch dat alle professoren mannen waren, terwijl we als vrouwelijke studenten in de meerderheid waren! Vandaag ben ik één van de weinige vrouwelijke hoogleraren aan onze universiteit, en de enige (full professor) in mijn vakgroep. Als vrouwelijke prof steek je echt veel tijd om over die genderkloof na te denken, voor gelijke kansen te pleiten, erover te spreken, te zetelen in allerhande commissies, etc. Dat is eigenlijk een enorme werklast waar mijn mannelijke collega’s geen last van hebben. Ze staan er zelfs niet bij stil. Zolang mijn mannelijke collega’s niet actief medestander worden, is het echt lastig. Ik zeg dit als een blanke vrouw. Voor mensen met een andere huidskleur is het nog veel lastiger. In het brede domein van de aardwetenschappen is slechts 8% van de doctoraatsstudenten in de VS niet blank. Ik praat over doctorandi, dat is zelfs niet het niveau dat professor wordt, laat staan een rolmodel! Er zijn zoveel vooroordelen, waarvan vele impliciet en onbewust. De cijfers en de bewijzen zijn er. Het vergt veel bewuste actie van iedereen om dit te veranderen. Als we alleen uit die ene subgroep van blanke mannen selecteren, laat je heel veel onaangeboord, niet-erkend talent achter.’
Hoe bent u in het vakgebied van de dendrochronologie, het jaarringonderzoek, terechtgekomen?
‘Ik studeerde bio-ingenieur, specialisatie bodem- en waterbeheer. Ik wilde echt naar het buitenland gaan voor mijn masterproef. Ik vernam dat er een thesisonderwerp was over dendrochronologie, een onderwerp waar ik nog nooit van had gehoord. Ik hield van het idee om voor mijn thesis naar Tanzania te gaan, en ik vond het ook fijn dat het onderwerp met klimaatverandering te maken had. Nadat ik besliste om bomen te bestuderen voor mijn masterproef, raadde mijn thesisbegeleider me aan om de cursus houtanatomie te volgen. Ik was meteen gebeten door die cursus. De puzzelstukjes vielen in elkaar. Het was eigenlijk allemaal nogal toevallig. Toen ik vervolgens afstudeerde had ik niet de intentie om een doctoraat te beginnen. Ik solliciteerde voor overheidsbanen in Brussel. Op een dag belde mijn thesisbegeleider me op met de vraag of ik niet geïnteresseerd was in een doctoraatsbeurs aan de KU Leuven, letterlijk tien dagen voor de deadline van de beursaanvraag. Nu ik erop terugkijk is het echt te gek dat ik die aanvraag schreef, maar ik toen dacht ik: ‘waarom niet, het is maar tien dagen van mijn leven’. Na het behalen van mijn doctoraatstitel solliciteerde ik opnieuw voor overheidsjobs in België. Het is mijn moeder die me eraan herinnerde dat ik altijd interesse had gehad om naar het buitenland te gaan en dus solliciteerde ik voor een postdoc in de VS. Zo ging ik mee met de stroom en kon ik doordoen met wat ik graag deed. Hier zijn we dan: ik woon als sinds 2004 niet meer in België. Dat was niet met voorbedachte rade, het gebeurde gewoon.’
Waarom besloot u een boek over dendrochronologie te schrijven?
‘In 2017 had ik nood aan een pauze, ik wilde eens iets anders doen dan nog meer voorstellen en artikels schrijven of lesgeven. Ik zat al een tijdje in het klimaatonderzoek. Er is zelden goed nieuws voor klimaatonderzoekers. Ik wilde niet mijn hele sabbatjaar besteden aan het denken, lezen en schrijven over de klimaatcrisis waarin we terecht zijn gekomen. Het werd gewoonweg te veel. Het was bovendien het eerste jaar van het presidentschap van Trump: er was niet alleen een anti-klimaatsentiment in de VS, maar ook een groeiend anti-wetenschappelijk sentiment. Daar wilde ik iets mee doen in mijn boek. Ik wilde ook niet dat het zo’n typisch ‘doom and gloom’ boek zou worden. Het publiek dat je bereikt met een boek over klimaatverandering is eigenlijk al overtuigd van de zaak. Het is een publiek dat ook al bij voorbaat interesse heeft in dat thema. Het was mijn bedoeling om klimaatverandering en de wetenschap erachter in te bedden in een boek dat over veel meer dan dat gaat. Op die manier kon ik een breder publiek bereiken.’
Heel wat klimaatwetenschappers getuigen hoe overweldigend het is om op dat thema te werken, omdat ze er zich van bewust zijn dat er veel te weinig tegen klimaatverandering ondernomen wordt. Hoe gaat u daarmee om?
Ik ben voortdurend aan het heroverwegen wat mijn belangrijkste rol is in de strijd tegen klimaatverandering. Ik hou enorm van wetenschap: er zit heel veel schoonheid in ontdekkingen, zelfs als wat je ontdekt heel grimmig is. Ik ben er lang van overtuigd geweest dat een goede onderzoeker zijn de beste manier was om mijn talenten te benutten. De kwestie is echter dat we op dit moment meer dan genoeg weten om er zeker van te zijn dat we moeten overgaan tot actie. Eigenlijk weten we dat al veertig jaar. De beperkende factor is dus niet ons begrip van het klimaat. Mijn zus is kinderarts, en ziet elke dag heel erg zieke kinderen. Hoe gaat zij daarmee om? Door op een meer abstracte manier naar haar werk te kijken, vermoed ik. Dat is in ieder geval hoe veel klimaatwetenschappers het doen. Ik zie dat veel van mijn collega’s mentaal afhaken. Het is een copingstrategie: je focust zo hard op de nauwkeurigheid van je analyse, dat je afstand neemt van het grotere plaatje.’
Op de klimaatconferentie in Glasgow werd beslist dat netto-ontbossing moet stoppen tegen 2030. Komt die beslissing op tijd?
‘Als iemand die met geschiedenis bezig is, waaronder de geschiedenis van bossen, vind ik de focus op ontbossing nogal koloniaal. De Romeinen ontbosten Europa 2000 jaar geleden. De Europeanen ontbosten Noord-Amerika 200 jaar geleden. We maakten er een potje van, we liggen aan de basis van deze klimaatcrisis. Nu gaan wij het Globale Zuiden vertellen dat ze moeten stoppen met ontbossen? Dat is wel gemakkelijk om te zeggen, het is echt de verantwoordelijkheid wegschuiven. Begrijp me niet verkeerd: we moeten de bossen beschermen, maar ik kan de bezwaren van landen als Brazilië ergens wel begrijpen.’
Men zou kunnen aanvoeren dat een dergelijke redenering gestoeld op historische rechtvaardigheid ook van toepassing is op afspraken rond het beperken van de broeikasgasuitstoot. De ontwikkelde wereld heeft haar economische groei letterlijk aangedreven met fossiele brandstoffen.
‘Het ding met fossiele brandstoffen is dat we goede alternatieven hebben. Waarom zou je afhankelijk willen zijn van brandstof van elders als je je eigen energie kan produceren? Dat is wat hernieuwbare energie zo fantastisch maakt: het is her-nieuw-baar! Je maakt in het begin een investering, en dan is het virtueel gratis! Ik word echt gek als mensen praten over de kosten van hernieuwbare energie: het is geen kost, het is een investering. De groeilanden zullen, net als wij, profiteren van de opgang van hernieuwbare energie.’
Klimaatontkenners proberen soms de huidige klimaatcrisis te minimaliseren door te verwijzen naar natuurlijke klimaatvariabiliteit in het verleden. Als dendroklimatoloog bent u uitstekend geplaatst om die variabiliteit te vergelijken met wat nu aan het gebeuren is.
‘Dat is zo’n idioot argument! Ten eerste weten we dankzij wetenschappelijk bewijs wat de huidige klimaatcrisis veroorzaakt. Het is een fysische wetmatigheid: als je CO2 in de atmosfeer pompt, warmt die atmosfeer op. Als je dit ontkent, kan je net zo goed de zwaartekracht ontkennen. Ten tweede: hoe denken die ontkenners dat wij kennis hebben verkregen over die fluctuaties in het verleden, zoals de zogenaamde Kleine Ijstijd? We weten dat dankzij het werk van wetenschappers zoals mij. Dus ze geloven me wel als ik zeg dat het klimaat kouder werd in Europa in de late middeleeuwen, maar ze geloven me niet als ik zeg dat de huidige klimaatverandering te wijten is aan broeikasgasemissies? Hoe dan ook is in gesprek gaan met klimaatontkenners met zekerheid niet de beste besteding van mijn tijd. Ik kan toch niets doen om hen van gedacht te doen veranderen.’
Gaan er genoeg middelen naar klimaatadaptatie? We leven nu al op een opgewarmde planeet, met weersextremen die steeds frequenter worden. Denk maar aan de overstromingsramp in de Vesdervallei vorige zomer.
‘We blijven in reactiemodus zitten. Wanneer zich een weersextreem voordoet gaan we in crisismodus en proberen we de gevolgen op te vangen. Bosbranden zijn daar een goed voorbeeld van: in de VS geven we miljarden dollars uit aan het bestrijden van branden, aan het blussen in plaats van het voorkomen van die branden. Zelfs als je ten onrechte beweert dat de huidige opwarming niet door de mens wordt veroorzaakt, is het een slimme zet om je aan te passen aan de gevolgen van die opwarming.’
Wat is er nodig om mensen mee te krijgen in de strijd tegen klimaatverandering?
‘De klimaatcrisis wordt traditioneel beschouwd als een ecologische crisis. Politiek gezien worden de groene partijen verondersteld erop te focussen, of het wordt altijd in hun hoekje geduwd. Ik vind dit een misvatting. De klimaatcrisis gaat veel meer over mensen dan over wat dan ook. Het gaat elk aspect van onze samenleving beïnvloeden. Elke politieke partij zou deze crisis bovenaan de agenda moeten plaatsen. Wetenschappers zoals ik bestuderen het aardsysteem. De Aarde gaat de klimaatcrisis overleven. De mensheid wellicht ook, maar op welke manier? Hoe zal dit onze levens beïnvloeden? Dat zijn de vragen waar we het over moeten hebben, en eigenlijk kunnen klimaatwetenschappers daar weinig over zeggen. De klimaatcrisis gaat over de mensheid. We zijn diegenen waarover we ons zorgen moeten maken. Het gaat over onze levenskwaliteit, en over de levenskwaliteit van mensen wereldwijd. Ik ben ervan overtuigd dat dit punt op het gebied van communicatie sterker naar voor zou moeten komen.’
Sommigen beweren dat het verlammend werkt om te spreken over de rampzalige gevolgen van klimaatverandering. Hoe ziet u dit?
‘Het helpt niet om voortdurend te praten over kommer en kwel. Door de pandemie ben ik me daar nog bewuster van. Ik heb geen zin om voortdurend het nieuws over Covid-19 te volgen. Ik kan niet voortdurend over slecht nieuws nadenken, terwijl ik er zelf weinig aan kan doen. Ik besef nu pas ten volle dat heel wat mensen ook zo over klimaatverandering denken. Er is weinig dat je kan doen als individu. Voor mensen die de macht in handen hebben, is het een andere zaak. Die zouden politieke moed moeten tonen. Er is één iets dat me wel hoop geeft, wanneer ik denk aan technologische vooruitgang en de economie. Ons hele telecommunicatiesysteem is dramatisch veranderd in slechts twintig jaar. Ik ben ervan overtuigd dat hetzelfde kan gebeuren voor de energie- en transporttransitie die we moeten maken.’
Dus uw optimisme vloeit voort uit het feit dat het binnenkort ‘good business’ gaat zijn om in te zetten op koolstofarme oplossingen, omdat het economisch voor de hand zal liggen om die weg in te slaan?
‘Dat is het nu al. We zijn nu nog aan het worstelen met de fossiele brandstoffeneconomie, we proberen er alles uit persen. Bovendien hebben politici zelden een plan dat verder dan vier jaar vooruit kijkt. Hernieuwbare energie gaat echter niet meer weg. Het zal alleen maar sneller gaan. Het is nu al economisch de slimste optie om daarop in te zetten.’