Ons leefgebied is in verval, de genetische variatie is klein, en de vruchtbaarheid taant: de val van Homo sapiens lijkt onvermijdelijk.
Mag ik u even meenemen terug in de tijd? Meer bepaald naar 1965, toen Tom Lehrer zijn livealbum That Was the Year That Was opnam. Lehrer leidde het nummer ‘So Long Mom (A Song for World War III)’ als volgt in: ‘Als er liedjes uit Wereldoorlog III moeten komen, dan beginnen we ze maar beter nu te schrijven.’ Het schrikbeeld van de nucleaire apocalyps beheerste de jaren 1960. Maar ook overbevolking baarde zorgen. Toen in 1968 de bestseller The Population Bomb van bioloog Paul Ehrlich verscheen, maakte de wereldbevolking een ongezien snelle groei door van meer dan 2 procent.
Een halve eeuw later is de dreiging van de allesvernietigende atoombom zo goed als verdwenen. En de bevolkingsbom? Er wonen vandaag meer dan dubbel zoveel mensen op aarde, en we leiden (in grote trekken) een comfortabeler, rijker leven dan iemand ook maar had kunnen vermoeden. De bevolking groeit nog steeds aan, maar het gaat maar met half zoveel vaart als in 1968.
De huidige voorspellingen lopen uiteen, maar de consensus is dat er, na een bevolkingspiek ergens halfweg deze eeuw, een scherpe daling wordt ingezet. Tegen 2100 zouden we wereldwijd al met minder kunnen zijn dan vandaag. In de meeste landen - ook in armere landen - ligt het geboortecijfer tegenwoordig ver onder het sterftecijfer. In sommige landen zal het huidige bevolkingscijfer in geen tijd gehalveerd zijn. Mensen beginnen zich stilaan zorgen te maken over onderbevolking.
"Als er liedjes over het uitsterven van de mensheid moeten komen, dan beginnen we ze maar beter nu te schrijven"
Als paleontoloog bekijk ik de dingen op de lange termijn. Zoogdiersoorten komen en gaan behoorlijk snel. Ze verschijnen op het toneel, vieren hoogtij, en gaan in rook op in pakweg een miljoen jaar tijd. Uit fossiele vondsten blijkt dat Homo sapiens al zo’n 315.000 jaar op aarde rondloopt, maar het gros van die tijd waren we een zeldzame soort. Zo zeldzaam zelfs dat de mens op de rand van uitsterven heeft gestaan - misschien zelfs meermaals. Daar ligt de kiem van de ondergang des mensen: de huidige populatie is in een verschroeiend tempo toegenomen. Daardoor is H. sapiens als soort uitzonderlijk monotoon. Er zit meer genetische variatie in een paar troepen wilde chimpansees dan in de voltallige mensenbevolking. Een gebrek aan genetische variatie is nooit goed voor de overlevingskansen van een soort.
Bovendien is het de afgelopen decennia sterk bergaf gegaan met de kwaliteit van het menselijke sperma. Dat zou de dalende geboortecijfers kunnen verklaren, en niemand weet goed hoe het komt. Vervuiling - een bijproduct van de door de mens veroorzaakte teloorgang van het leefmilieu - speelt mogelijk een rol. Ook stress is een mogelijke factor. Dat mensen zo lang zo dicht opeengepakt leven is daar volgens mij niet vreemd aan. Door zijn evolutie heen bewoog de mens zich met lichte tred over het land, en leefde hij verspreid in groepen. Het leven in steden, praktisch bovenop elkaar (en in appartementen zelfs letterlijk) is nog maar een erg recente gewoonte.
De afname van de bevolkingsgroei heeft ook economische oorzaken. Politici streven gestage economische groei na, maar dat valt niet vol te houden in een wereld met eindige hulpbronnen. H. sapiens legt nu al beslag op 25 tot 40 procent van de netto primaire productie, de biomassa die planten maken uit lucht, water en zonneschijn. Dat is niet alleen slecht nieuws voor de miljoenen andere soorten op onze planeet die daarvan leven; het zou ook funest kunnen zijn voor de economische vooruitzichten van de mens. De huidige generaties moeten harder en langer werken om de levensstandaard aan te houden die hun ouders hadden, als die standaard überhaupt haalbaar is. Steeds meer onderzoek wijst trouwens uit dat de economische productiviteit wereldwijd is stilgevallen de afgelopen 20 jaar, of zelfs is afgenomen. Dat zou mensen kunnen ontmoedigen om aan kinderen te beginnen, of dat ze het zo lang uitstellen dat hun eigen vruchtbaarheid begint af te nemen.
Een bijkomende factor in de krimpende bevolkingsgroei is iets wat we alleen maar kunnen toejuichen: de economische, reproductieve en politieke emancipatie van vrouwen. Die begon nauwelijks meer dan een eeuw geleden, maar heeft nu al de beroepsbevolking verdubbeld en het opleidingsniveau, de levensverwachting en de economische mogelijkheden van de mens in het algemeen omhoog gestuwd. Dankzij betere voorbehoedsmiddelen en gezondheidszorg hoeven vrouwen niet zoveel kinderen meer te dragen om te verzekeren dat ten minste enkele de gevaarlijke eerste levensmaanden overleven. Maar als we minder kinderen krijgen, en dat op latere leeftijd doen, dan valt te verwachten dat de bevolking zal krimpen.
De meest verraderlijke bedreiging voor de mens is iets wat we ‘extinctieschuld’ noemen. Op een zeker moment wordt uitsterven onontkoombaar, voor elke soort, hoezeer het ze ook voor de wind gaat, en wat die ook doet om het af te wenden. De oorzaak is doorgaans een vertraagde reactie op het verlies van habitat. Het risico is het grootst voor soorten die een specifieke biotoop domineren ten koste van andere soorten, die daardoor wegtrekken en dus meer verspreid leven. De mens bezet min of meer de hele planeet, en met ons onevenredig grote verbruik van wat die wereldwijde biotoop produceert, zijn wij de dominante soort. Het doodvonnis van H. sapiens is dus misschien al getekend.
De tekenen aan de wand zijn er voor zij die ze willen zien. Wanneer de habitat zozeer in verval raakt dat er minder hulpbronnen zijn voor iedereen; wanneer de vruchtbaarheid afneemt; wanneer het geboortecijfer onder het sterftecijfer zakt; en wanneer de genetische hulpbronnen beperkt zijn - dan is het eind in zicht. De enige vraag is hoe snel het zal komen.
Ik vrees dat de menselijke wereldbevolking niet louter een krimp te wachten staat, maar een complete instorting - en gauw. Om het vrij naar Lehrer te zeggen: als er liedjes over het uitsterven van de mensheid moeten komen, dan beginnen we ze maar beter nu te schrijven.