Waarom, waarom, waarom? De vragenstroom van de gemiddelde driejarige drijft menig ouder tot wanhoop. Toch zouden we die waaromfase beter koesteren.
Kinderen stellen zich duizend vragen. Ze doen dat zonder rekening te houden met wat anderen denken, ze willen gewoon weten hoe de dingen in elkaar zitten en zelf uitproberen of iets werkt. Die verwondering, nieuwsgierigheid en experimenteerdrang komen ook volwassenen goed van pas. En bij uitstek wetenschappers. Je stelt een vraag, bedenkt een oplossing en probeert die al experimenterend te testen. Zo werkt wetenschap.
De eerste genetisch gemanipuleerde baby’s die in november in de media werden aangekondigd, zijn de resultaten van een experiment. Als het tenminste klopt wat de Chinese gentechnoloog He Jiankui beweert. In het geheim experimenteerde hij met embryo’s, waarna hij op mediagenieke wijze een wereldprimeur claimde die zijn collega’s uit ethische overwegingen niet najoegen. De uitleg dat hij niet alleen de eerste wilde zijn, maar designerbaby’s ook op de agenda wilde zetten, klinkt flauw.
Jiankui had een voorbeeld kunnen nemen aan Kevin Esvelt. De Amerikaanse biochemicus speelde in 2013 een beperkte rol in de ontwikkeling van crispr-cas, de techniek waarmee zijn Chinese collega ‘zijn’ baby’s heeft gemodificeerd. Tijdens een wandeling in het park kreeg Esvelt een aha-ervaring. Met de nieuwe techniek zouden kleine aanpassingen zich heel snel in dier- en plantensoorten kunnen verspreiden – handig om bijvoorbeeld schadelijke exoten of ziekteverspreiders uit te schakelen. Esvelt deed voor een wetenschapper toen iets ongebruikelijks.
In plaats van snel fondsen bij elkaar te scharrelen om noodzakelijke experimenten op te starten, maakte hij zijn vondst openbaar. Hij wilde wetenschappelijke discussie, onder andere over de veiligheid, vóór de technologie in het lab werd getest. Ook Jiankui had perfect voor dit soort open science kunnen kiezen, waarbij een onderzoeker zijn intenties, data en resultaten met collega’s deelt.
Uit de geschiedenis van de wetenschappen vallen vele lessen te trekken, niet enkel over de drijfveren van de individuele onderzoekers. In een gezamenlijke special van Eos Wetenschap en Eos Psyche&Brein gaan we dieper in op experimenten, nog altijd de motor van de meeste kennis. Soms zijn die omstreden, zoals het Stanford-gevangenisexperiment uit begin jaren 1970. Proefpersonen kregen de rol van gevangene of cipier, om de invloed op hun gedrag te bestuderen. Het experiment liep compleet uit de hand, en bleek later gemanipuleerd en methodologisch zwak. Dat is een teer punt.
Naast voorbeelden uit verschillende wetenschappen lees je ook waaraan een goed experiment moet voldoen. Wanneer zijn resultaten statistisch relevant, waarom blijken veel onderzoeken niet representatief, en zijn zogenoemde meta-analyses – onderzoeken die alle data en resultaten over een wetenschappelijke kwestie samenvoegen – werkelijk zaligmakend? Behalve verwondering en nieuwsgierigheid is een kritische blik een must voor elke wetenschapper.