Bij een tectonische breuk verdwijnt er drie tot vier keer meer oceaanwater in de dieper gelegen aardmantel dan oorspronkelijk werd aangenomen. Hoe blijft het zeepeil dan stabiel?
Amerikaanse geologen hebben in de buurt van de Marianentrog, in het westen van de Stille Oceaan – met elf kilometer de diepst bekende plek op de aardkorst – een gedetailleerde analyse gemaakt van de plaatselijke waterhuishouding. Middels seismisch onderzoek van de oceaanbodem, en van de aardkorst daaronder en de aardmantel, kwamen ze erachter dat de Pacifische oceaanplaat veel meer zeewater met zich meeneemt naar de ondergrond dan eerst werd gedacht. De Pacifische plaat schuift bij de Marianentrog onder de Filipijnse plaat, een proces dat geologen subductie noemen.
Als het water in de diepste regionen van de aardkorst terechtkomt, wordt het samengeperst met allerlei mineralen tot gehydrateerd gesteente. Dat gesteente reist vervolgens verder met de plaat naar de onderliggende buitenste aardmantel, die ondanks de hoge temperatuur (maar dankzij de immense druk) uit vast gesteente bestaat.
"Continu verdwijnen er enorme hoeveelheden zeewater, waarom de zeespiegel toch min of meer stabiel blijft, is nog onbekend"
De geologen denken dat het gehydrateerde gesteente tot wel honderd kilometer diep kan zakken, bijna tot bij de overgangszone tussen buiten- en binnenmantel. Uit hun analyse van de Marianentrog blijkt overigens dat er drie tot vier keer meer water ‘weglekt’ uit de Stille Oceaan. Als ze die resultaten extrapoleren naar de volledige bodem van oceanen, en naar de andere wereldzeeën, betekent dit dat er continu enorme hoeveelheden zeewater verdwijnen.
Geologen dachten altijd dat het water op de een of andere manier terugkwam, bijvoorbeeld via neerslag uit de waterdamp uitgespuwd door vulkanen. Maar nu blijkt dat het lek veel groter is dan verwacht, volstaat dat feedbackmechanisme mogelijk niet meer. Wat er dan wel voor zorgt dat de zeespiegel min of meer stabiel blijft, is nog onbekend.