Ooit dachten wetenschappers dat ze een reusachtig Scrotum humanum hadden gevonden, maar in 1824 presenteerde de Britse naturalist en theoloog William Buckland zijn inzichten. Volgens hem waren de enorme beenderen afkomstig van een gigantisch hagedisachtig dier: de Megalosaurus.
Op een vroege winteravond in 1824 stond Brits naturalist en theoloog William Buckland op het punt de Geological Society of London toe te spreken. De verwachtingen waren hooggespannen. Al jaren waren er geruchten dat Buckland gigantische fossielen in handen had gekregen die waren opgegraven in steengroeves op het Britse platteland. Na bijna tien jaar onderzoek was hij eindelijk klaar om daarover een mededeling te doen. Hij vertelde zijn publiek dat de beenderen afkomstig waren van een gigantisch hagedisachtig dier. Hij noemde het dier de Megalosaurus. Het publiek was verrukt. Buckland had net de eerste dinosaurus onthuld.
Scrotum humanum
Lang voordat Buckland met zijn mededeling kwam, waren er al beenderen van dinosaurussen ontdekt, maar niemand begreep goed wat ze waren. De eerste ‘wetenschappelijke’ voorstelling dateert uit 1677 en is van de hand van dominee Robert Plot. Ze verscheen in zijn boek The Natural History of Oxfordshire. De paleontologie stond toen nog in de kinderschoenen en de waarnemingen van Plot klinken vrij exotisch. Hij had het over ‘schroefbeenderen’ (screw bones), ‘ossenharten’ en ‘paardenkoppen’ voor de binnenmallen van slakken en ook over ‘sterrenstenen’ (star stones) en koraalkolonies.
In zijn boek staat ook een illustratie van het onderste stuk van een dijbeen met een omtrek van 60 centimeter, dus groter dan dat van een olifant. Plot besloot de beschrijving van dit been met volgende opmerkingen: ‘dat was beslist een echt been dat nu versteend is’ en ‘het lijkt sterk op het dijbeen van een mens of minstens toch op dat van een dier’. Hij geloofde niet dat het een been van een paard een rund of een olifant was maar veeleer van een reus. Eigenlijk was dit dijbeen van een vleesetende dinosaurus.
In 1763 dook dit been weer op in een boek van Richard Brookes Natural History of Waters Earths Stones Fossils and Minerals. Naast de illustratie van het fossiel noteerde Brookes de naam Scrotum humanum. Dacht hij nu echt dat het de versteende testikels waren van een reus van vóór de zondvloed of was het gewoon een schuine mop? Brookes nam het geheim mee in zijn graf.
Eerste dinosaurusnaam
De twintigste eeuwse Britse paleontoloog Beverly Halstead stelde uitdagend vast dat Scrotum humanum inderdaad de eerste wetenschappelijke naam was die aan een dinosaurus is gegeven Volgens de regels van de zoölogische nomenclatuur had Scrotum humanum voorrang op Megalosaurus bucklandi die de Duitse paleontoloog Hermann Von Meyer beschreef. De eer van dinosaurussen werd gered want het stuk dat aan de basis lag van de illustratie door Plot en Brookes ging verloren.
Toch heeft de International Commission on Zoological Nomenclature de officiële instantie die de regels voor de benaming vaststelt en bij conflicten een uitspraak doet zich gewetensvol over het geval Scrotum humanum gebogen. In haar eindeloze wijsheid besloot de eerbiedwaardige commissie Meyers Megalosaurus bucklandi te aanvaarden en niet Brookes’ Scrotum humanum.
Ook doorbraak voor zoogdieren
De presentatie van William Buckland in 1824 was een baanbrekend moment in de wetenschappelijke geschiedenis. Maar niet alleen omwille van die dinosaurus. Buckland had het die dag ook over een ontdekking die veel kleiner was in omvang, maar daarom niet minder revolutionair. Naast de Megalosaurus vond hij twee kleine zoogdierkaken, ongeveer even groot als die van een muis. Tot dan toe dachten wetenschappers dat de zoogdieren pas opdoken lang na de geologische oertijden waarin gigantische salamanders en hagedissen de plak zwaaiden. Twee kleine kaken, met scherpe tanden die onmiskenbaar van zoogdieren waren, waren de eerste tekenen dat deze groep een veel oudere geschiedenis kende.
De kaakbeenderen lieten een heleboel vragen rijzen. Hoe ver terug in het verleden ontstonden de zoogdieren? Wat deden zoogdieren in de lange periode dat de dinosaurussen heersten over de wereld? Hoe ontstonden de klassieke kenmerken van de zoogdieren – met onder andere een vacht, borstklieren, grote hersenen, ingewikkelde tanden en scherpe zintuigen? En waarom begon een groep van zoogdieren – de placentadieren waartoe ook wij behoren en die goed ontwikkelde jongen baren - de hele planeet te domineren met hun meer dan 5.000 soorten, gaande van vederlichte vleermuizen tot kolossale blauwe vinvissen?
Bijna twee eeuwen na Bucklands lezing bleven deze vragen moeilijk te beantwoorden, omdat er zo weinig fossielen van vroege zoogdieren bekend waren. Een golf van spectaculaire fossiele ontdekkingen de voorbije 15 jaar stelt wetenschappers er eindelijk toe in staat hun evolutionaire tocht in kaart te brengen.