De waterstrijd van de Lage Landen
04 april 2014 door TNHet nieuwe IPCC-klimaatrapport is afgelopen maandag voorgesteld. Wat leren we eruit voor de Lage Landen? We zullen een watergevecht moeten aangaan: hoe houden we zout water buiten en zoet water binnen?
We komen er nog goed vanaf. Dat onthouden we uit het IPCC-klimaatrapport dat afgelopen maandag in Japan werd voorgesteld. In vergelijking met bijvoorbeeld Afrika blijven België en Nederland, zeker de komende decennia, ook op een warmere aarde bewoonbaar. Wel zullen we een watergevecht moeten aangaan: aan de ene kant moet zout water buiten worden gehouden en zoet water binnengebracht.
Zoals bekend veroorzaakt de klimaatverandering een stijgende zeespiegel. Dat is op zich niet onoverkomelijk: Nederlanders worden geroemd om de manier waarop ze de zee weghouden van het land. Maar uit het klimaatrapport van de Verenigde Naties blijkt ook dat het weer extremer wordt. Dat betekent meer stormen. En dat is een pak moeilijker te beheersen dan een langzaam stijgende zeespiegel. Stormvloed - opgestuwd zeewater door stormwinden - zal vaker voorkomen aan de Noordzee. Kusterosie door stormen en zeespiegelstijging zorgen er bovendien voor dat er minder strand overblijft als buffer voor de kust, waar de voorbije decennia steeds meer infrastructuur is bijgekomen. Het klimaatpanel stelt voor dat we onze streken beschermen met een moderne zeewering.
Maar een probleem dat niet met infrastructuurwerken kan worden opgelost bevindt zich onder de grond. De zeespiegelstijging zorgt er immers ook voor dat zout water dieper het binnenland intrekt en het grondwater verzilt. Dat maakt het water onbruikbaar voor gewassen en drinkwater. In de kuststreek ligt er wel een ‘lens’ van zoet water op het zoute, maar dat kan dunner worden of verdwijnen door het binnentrekkende zeewater en door menselijke overconsumptie. In laaggelegen gebieden kan het zoute water van de oprukkende zee zich mengen met het zoete water dat erboven ligt.
Vandaag kun je verzilting aan de oppervlakte tegengaan door sloten te spoelen met zoet water, maar dat is minder interessant in droge periodes. De enige oplossing bestaat er dan ook in de landbouw aan te passen. In de eerste plaats in de keuze van gewassen: bomen en bollen zijn erg gevoelig voor zout; gras, granen of suikerbieten zijn iets robuuster. Zoutresistentere gewassen ontwikkelen kan ook helpen. Los daarvan zijn er nog andere factoren die de zeeën beïnvloeden. Onder de klimaatopwarming worden oceanen zuurder, een chemisch gevolg van alle (industriële) CO2 die de oceanen dagelijks absorberen. Sommige soorten, zoals zeegras, kunnen daarbij winnen, maar koralen en schelpdieren vormen moeilijker een skelet in een zure omgeving. De opwarming van het oceaanwater leidt ertoe dat de soortensamenstelling in de Noordzee sneller verandert dan gemiddeld. Soorten trekken weg en zuidelijke zeedieren maken hun opwachting.
Volgebouwd
Maar ook in het binnenland kunnen overstromingen zich doen gelden. In de winter wordt voor België en Nederland volgens het IPCC meer neerslag verwacht, met dus meer kans op overstromingen zoals Zuid-Engeland die het voorbije seizoen meemaakte. Rivieroverstromingen in Europa zijn goed gedocumenteerd. Er is nu meer schade dan vroeger, maar de belangrijkste reden is volgens het klimaatrapport de toegenomen menselijke activiteit binnen gebieden met een verhoogd overstromingsrisico. Niet alles wordt in de schoenen van klimaatopwarming geschoven. Zeker voor onze dichtbebouwde streken geldt dat. De oplossing is de rivieren ruimte te geven. Zowel op kleine schaal, zoals minder verhardingen in steden zodat hemelwater de grond in kan dringen, als op grote schaal, bijvoorbeeld ruimte laten voor overstromingsgebieden. Die laatste slaan het teveel aan water gecontroleerd op.
Onze overheden zijn die extra ruimte nu al aan het voorzien. In Vlaanderen zorgt bijvoorbeeld het Sigmaplan voor overstromingsgebieden aan Schelde en zijrivieren, in de stad Antwerpen wordt de waterkering aan de Schelde met 90 centimeter verhoogd om overstromingen te vermijden. Ook Nederland is goed voorbereid, zegt Willem Ligtvoet van het Planbureau voor de Leefomgeving, het nationale instituut voor strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Door hun overstromingsverleden zijn de Nederlanders, meer dan andere overheden, geneigd de dijk nog wat hoger te bouwen dan in de omliggende landen. ‘Als je kijkt naar onze belangrijkste rivier, de Rijn, verwachten we geen grote extremen. Maar mocht er hoog water komen, dan zijn we daarop voorbereid. Wat dat betreft zullen onze oosterburen meer last van overstromingen krijgen, want zij hebben veel lagere dijken.’
Droogte
In de zomer krijgen we dan weer minder neerslag. Tot 70 procent minder, in het ergste scenario. En we hebben niet de capaciteit om het water van korte hevige buien op te vangen. Gecombineerd met een stijgende temperatuur kan de vegetatie het daar knap lastig mee krijgen. In het extreme geval zullen onze bossen afnemen. Ook landbouw en scheepvaart, die laatste door het lage waterpeil op de waterwegen, zullen eronder te lijden hebben.
Want, zo zegt het VN-klimaatpanel, het waterpeil en de voorraden grondwater in België zullen tegen het einde van de eeuw ‘significant gedaald zijn’. Dat terwijl we ongeveer de helft van ons drinkwater uit de diepe grondlagen halen. Eigenlijk is dat nu al meer dan onze bodem aankan, waardoor op sommige plaatsen het grondwaterpeil tientallen meters lager ligt dan in natuurlijke toestand. De Vlaamse Milieumaatschappij is bezig het grondwater te herstellen of overtollig water te stockeren, en ook de verhoogde neerslag in de winter kan de grondwaterlagen aanvullen. Maar dat vraagt tijd en geld en is misschien niet genoeg. Terwijl er net door de droogte natuurlijk meer vraag naar water zal zijn. Dat probleem is er ook in Nederland, zegt Willem Ligtvoet. ‘Dan krijg je een verbod op auto’s wassen en tuinen sproeien. Het belangrijkste is dan om de dijken nat te houden, omdat ze anders instorten. Ook moet in oude steden het grondwater op peil blijven, omdat anders de houten heipalen onder de huizen wegrotten.’
Algen
Misschien kan ook betere irrigatie het probleem helpen oplossen. Maar het water zelf zal in de toekomst ook veranderen. Door het veranderende klimaat zal de algemene waterkwaliteit dalen. Het lagere waterpeil doet habitats fragmenteren. Ons toekomstige zomerweer biedt ten slotte ook meer kansen voor algengroei, ten nadele van het andere rivierleven. In een warmer klimaat mag het dan wel aangenaam vissen zijn, zo onder een parasolletje, de kans dat u veel vangt wordt wel kleiner.
Dit artikel verscheen ook in het Eos Weekblad op iPad en Android.