Primatenvrouwtjes haasten zich om zo snel mogelijk vruchtbaar te worden wanneer nieuwe mannetjes de leiding overnemen, wijst nieuw onderzoek uit.
Het is bekend dat het moment varieert waarop de meeste vrouwelijke zoogdieren, dus ook primaten, vruchtbaar worden. Het hangt af van een hele rist omgevingsfactoren, zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid beschikbaar voedsel. Maar een nieuwe studie bij gelada’s, een soort die nauw verwant is met de baviaan, wijst op een heel andere en onverwachte factor: nieuwe en jonge mannetjes.
Het onderzoeksteam onder leiding van professor psychologie en antropologie Jacinta Beehner (University of Michigan) stelde dit vast na een analyse van de uitwerpselen van de vrouwtjes. Daarin onderzochten ze het oestrogeenpeil, en dat bracht iets afwijkends aan het licht. Het bleek veel te hoog te liggen bij een aantal vrouwtjes die daar nog te jong voor waren. ‘Bij gelada’s ligt het omslagpunt gemiddeld zo rond de leeftijd van vier en een half jaar,’ zegt prof. Beehner. ‘Maar wij stelden het vast bij vrouwtjes die amper één jaar oud waren. Toen we gingen kijken naar hoe dat kon, stelden we vast dat het samenhing met machtsdrachten binnen de groep: met jonge mannetjes die de leiding overnamen. Het leek alsof de vrouwtjes zich, bij wijze van spreken, prompt begonnen te haasten om vruchtbaar te worden.’
Een eerste interessant punt in deze studie is de mogelijk veel grotere invloed dan wordt aangenomen van de sociale omgeving op het ontluiken van de seksuele rijpheid bij vrouwtjesprimaten. De vervolgvraag ligt voor de hand: kan dit dan ook gelden voor mensen, gezien de verwantschap? Prof. Beehner waarschuwt voor te vroege en te gemakkelijke conclusies: ‘Je mag de vergelijking tussen de gelada en de mens niet te ver doortrekken. Daarvoor zijn er te veel andere factoren die een rol spelen.’