Na een afwezigheid van bijna vijftig jaar leven er sinds 2006 opnieuw everzwijnen in Vlaanderen. Wetenschappers van de Universiteit Antwerpen en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) ontwikkelden een nieuwe methode om de schade op te meten die de dieren toebrengen aan landbouwgewassen.
In maïsvelden rollen de zwijnen over het gewas, met platgewalste stukken tot gevolg. In graslanden woelen ze de grond om.
Met een drone maken de wetenschappers luchtfoto’s van beschadigde velden, die elkaar telkens tot 85 procent overlappen. Die foto’s worden gecombineerd tot één beeld, dat vervolgens met een algoritme wordt opgedeeld in beschadigde en onbeschadigde stukken. Dat lukt met meer dan 90 procent nauwkeurigheid.
‘Traditioneel meten experts de schade op’, zegt Anneleen Rutten (UA/INBO). ‘Onze methode is sneller en goedkoper. Bovendien gebeurt de analyse altijd op dezelfde gestandaardiseerde manier, zodat verschillende velden met elkaar kunnen worden vergeleken.’
Hoeveel everzwijnen er precies in Vlaanderen leven, is niet duidelijk, zegt Rutten. ‘Het enige dat we weten is dat er elk jaar meer worden afgeschoten, wat meestal wijst op een groeiende populatie.’
Rutten stelt de methode vandaag voor op de conferentie ‘Ecology Across Borders’ in Gent.