Zowat 90% van de huidige plantensoorten maakt bloemen, een vrij recente evolutionaire uitvinding: zaadplanten gaan al zeker 300 miljoen jaar mee, maar bloemen doken ten vroegste 250 miljoen jaar geleden op. Fossielen uit die tijd zijn er nog niet gevonden, dus is het een raadsel hoe ze eruit zagen.
Tot nu: met behulp van statistische technieken en computers die het mogelijk maken om die ook toe te passen op grote hoeveelheden data, maakten wetenschappers aan de hand van de bloemen van bijna 800 bestaande planten een reconstructie van de vermoedelijke vorm van die eerste ‘oerbloem’.
Een internationaal team van onderzoekers ontdekte dat verschillende methodes en scenario’s een vergelijkbaar eindresultaat opleveren: een tweeslachtige bloem met minstens 10 stuifmeeldraden en zeker 5 onvergroeide vrouwelijke ‘vruchtbladen’ (die bij veel bloemen samen de stamper vormen).
Vooral de voorspelde schikking van een klein dozijn identieke bloemblaadjes was echter een verrassing: die bleken niet, zoals bij veel hedendaagse bloemen, in een spiraal ingeplant - wat door veel botanici als primitiever gezien wordt – maar vormden daarentegen vier concentrische kransen.
Dat werden er in de loop van de evolutie steeds minder, suggereren de wetenschappers in ‘Nature Communications’, vermoedelijk omdat het specialisatie mogelijk maakt, bijvoorbeeld tot kleurrijke kroon- en beschermende kelkblaadjes. Voordelige veranderingen in een gen dat slechts één van de kransen beïnvloedt, konden zich zo voltrekken zonder dat het in de bloem meteen een boeltje werd.