Geen ijs, geen beer?

16 november 2014 door TN

De ijsbeer staat symbool voor dat verdwijnende landschap, al betekent dat niet dat het dier zelf ook naar de geschiedenisboeken moet verdwijnen.

Elk jaar smelt het Noordpoolijs een beetje meer weg. De ijsbeer staat symbool voor dat verdwijnende landschap, al betekent dat niet dat het dier zelf ook naar de geschiedenisboeken moet verdwijnen. De ijsbeer kan zich aanpassen. De vraag is of de mens dat toelaat.

Het zee-ijs in het Noordpoolgebied komt en gaat, het ene jaar wat meer dan het andere. De kleinste oppervlakte werd in de zomer van 2012 gemeten: 3,41 miljoen vierkante kilometer. In de winter herstelde het poolijs goed, zodat in de zomer van 2013 het dieptepunt een gezondere 5,10 miljoen vierkante kilometer bedroeg. Op lange termijn is er wel een trend waar te nemen: die van de neergang, zegt Walt Meier, die voor NASA onderzoek voert naar de cryosfeer (de gebieden met sneeuw, permafrost, pakijs of gletsjers). ‘Er is een consequent neerwaartse trend sinds we de ijskap begonnen te bestuderen in de late jaren 1970. We verloren zowat 14 procent per decennium (voor zomerijs – ijsverlies in de winter blijft beperkt tot zo’n 5 procent, red).

Om een voorbeeld te geven: de ijskap kon begin jaren 1980 zowat 48 Amerikaanse staten bedekken. Als je van Californië naar New York ging, kon je metaforisch gesproken over het ijs rijden. Vandaag zou je halverwege de reis, in de staat Nebraska, aan de rand komen.’ Vooral sinds de millenniumovergang is de jaarlijkse minimale ijsbedekking van de Arctische Oceaan kleiner dan het gemiddelde van 1979 tot 2000. Het zee-ijs is bovendien dunner geworden, waardoor het sneller wegsmelt. Naast natuurlijke temperatuurschommelingen is, u raadt het al, ook de klimaatopwarming mee verantwoordelijk voor die veranderingen.

Voor een ijsbeer is leven aan land bijzonder hard

De vraag wanneer de Noordpool voor het eerst ijsvrij wordt, heeft al uiteenlopende jaartallen opgeleverd, maar niemand kan het exact voorspellen. Een interessantere vraag is wat er dan met de Noordpoolbewoners zal gebeuren. Verschillende soorten zijn afhankelijk van het zee-ijs, waaronder de koning van de Noordpool en hét symbool van de klimaatopwarming: de ijsbeer. Kan het dier zich aanpassen aan de nieuwe omstandigheden of zal hij zijn Latijnse naam alle eer aandoen: Ursus maritimus, de zeebeer?

Vasten op het vasteland
Wat heeft de ijsbeer op de Noordpool te zoeken? Zijn lievelingshapje, de ringelrob, leeft er op de grens van poolijs en oceaan. De ijsbeer kan zich in die witte wereld uren stilhouden, waarna hij snel toeslaat als een ringelrob via een gat in het ijs boven water komt om adem te halen.


Vooral de vetlaag van de ringelrobben trekt de ijsberen aan. Die blubber heeft een erg hoge energetische waarde en is in tijden van voedseloverschot soms het enige wat de ijsbeer eet. De rest laat hij achter als makkelijk hapje voor jonge, onervaren soortgenoten of andere dieren, zoals poolvossen. Als het moet kan een ijsbeer met één zeehond twee weken overleven.

▲ Een ijsberenfamilie op zoek naar eieren of jongen van de grote burgemeestermeeuw. De verontwaardigde ouders cirkelen boven de beren.


In de zomermaanden smelt de ijskap op de Noordpool voor zowat de helft weg. IJsberen hebben dan twee keuzes: samen met de ringelrob mee met de ijsgrens opschuiven naar het noorden, of het water in gaan en andere oorden opzoeken. De ‘opschuivers’ zullen steeds meer in de richting trekken van de noordkust van Canada, waar volgens de voorspellingen het langst ijs zal blijven liggen. Misschien zullen ze daar hun soortgenoten ontmoeten die tijdens de zomer voor het tweede scenario kozen: al zwemmend tijdelijk verhuizen naar de eilanden of het vasteland ten zuiden van de Noordpool.


De omstandigheden aan land zijn hard: eigenlijk doen ijsberen niet veel meer dan wachten op het winterijs terwijl ze teren op de vetlaag die ze in de lente hebben opgebouwd. Hun jachttechnieken zijn buiten het poolijs zo goed als nutteloos, dus leven de beren van wat ze in de omgeving vinden: aas, wat besjes, enkele eieren, iets eetbaars op vuilnisbelten. Dat het ijs vroeger smelt en langzamer aangroeit, wil niet alleen zeggen dat het dier langer moet overleven op zijn vetlaag, maar ook dat het minder tijd heeft om die te laten aangroeien in de lente. De zwakste exemplaren, vooral jonge dieren, overleven het dan ook niet.


Maarten Loonen is universitair hoofddocent Arctische ecologie aan het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen, en manager van het Nederlands Poolstation op de archipel Spitsbergen in de Noordelijke IJszee. Al 27 jaar reist hij heen en weer tussen Nederland en Spitsbergen, en in de loop der jaren zag hij het aantal beren toenemen. ‘Nu het ijs zich steeds verder terugtrekt, zijn de ijsberen vaker op het land te vinden. Vroeger kwam het dier niet of amper voor aan de westkust van Spitsbergen, waar het warmer is en waar alle mensen wonen, omdat hij onmiddellijk werd neergeschoten. De ijsberen die overleefden, waren bang voor mensen en meden ze als de pest.

▲ Als het ijs smelt, trekt de ijsbeer zich steeds vaker terug op het vasteland. Vanaf het jaar 2000 stijgt de kans per dag om in de zomer aan de westkust van Spitsbergen een ijsbeer tegen te komen. (Bron: Jouke Prop, Rijksuniversiteit Groningen)

Nu de soort beschermd is, heeft het dier minder angst. Tegenwoordig zijn er gevallen bekend van ijsberen die in het dorp komen, terwijl we vroeger dachten dat ze weg zouden blijven door het gezoem van de elektriciteitscentrale of de geur van de mensen. Ter illustratie: in 1988 sliep ik in Spitsbergen in een tentje zonder geweer. Er was immers in twintig jaar tijd niet één ijsbeer gespot. Maar tegenwoordig ziet mijn collega Jouke Prop er om de drie dagen een.’


Loonen bevestigt het strenge zomerse dieet. ‘IJsberen kunnen niet goed jagen aan land omdat andere dieren sneller zijn. Een ijsbeer kan tot dertig kilometer per uur halen maar houdt dat slechts heel kort vol, want anders geraakt hij oververhit. Vroeger waren dode walvissen voor ijsberen een goede voedselbron. Eén karkas kon tot vier jaar lang voedsel bieden: een ontzettende hoeveelheid. Maar dat verdween grotendeels toen wij mensen op walvissen gingen jagen.’

Meer eten
Is de ijsbeer gedoemd om uit te sterven? Dat is toch wat voorbarig, vindt Loonen. ‘Vroeger zag men de natuur als iets constants. Ik leerde op school dat je kon uitrekenen op welke dag sneeuwganzen hun eieren zouden leggen. De klimaatopwarming heeft die constante weggenomen, maar het is fout te denken dat evolutie veel tijd nodig heeft. Verandering in gedrag kan heel snel gaan.’


Dat honger iets in gang kan zetten, blijkt uit een reeks studies die wetenschappers van het American Museum of Natural History in 2013 publiceerden. Terwijl ze wachten op zee-ijs zoeken sommige beren op het vasteland naar alternatieve voedselbronnen. De wetenschappers legden voor het eerst vast hoe ijsberen sneeuwganzen opjagen en opeten. Toen ze voor een nieuw onderzoek enkele maanden later ijsberenuitwerpselen analyseerden, vonden ze in vergelijking met veertig jaar geleden meer resten van kariboes (Noord-Amerikaanse rendieren), sneeuwganzen en sneeuwganseieren. En dat is hoopgevend, zegt Linda Gormezano van het American Museum of Natural History. ‘Als ijsbeerpopulaties willen overleven, moeten de veranderingen in hun foerageer­gedrag gelijke tred houden met de klimaatgerelateerde vermindering van zee-ijs. Het meest realistische scenario is flexibel omgaan met milieuwijzigingen zonder de onderliggende genetische architectuur aan te passen. Die veranderingen verlopen immers erg snel. Onze resultaten suggereren dat sommige ijsberen die flexibiliteit bezitten. Daardoor kunnen ze omgaan met de snel veranderende toegang tot hun historische voedselaanbod.’

Toendrabussen
Wie ijsberen zegt, zegt Churchill, de zelfverklaarde ‘ijsberenhoofdstad’ van de wereld. In de wijde omgeving van het stadje aan de Canadese Hudsonbaai verzamelen zich in het najaar beren. Daar wachten ze tot het water dichtvriest, om zo over te steken naar hun noordelijk gelegen jachtterrein. Toeristen komen van heinde en verre om in Churchill met toendrabussen door het landschap te hossen en ijsberen te fotograferen. Maar ook de beren zelf zakken naar Churchill af, aangetrokken door verleidelijke geuren. ‘Probleemberen’, die te dicht bij mensen komen, vliegen in de ijsberengevangenis. Pas als het ijs dik genoeg is, worden ze, ver weg van de bewoonde wereld, weer vrijgelaten. Hun aantal varieert van tien tot negentig per jaar, maar er is een duidelijke trend dat beren lastiger worden naarmate het ijs langer op zich laat wachten.

Churchill zette het probleem van de ijsbeer en de klimaatopwarming op de kaart. Het aantal exemplaren in de westelijke Hudsonbaai daalde van zo’n 1.200 eind jaren 1980 tot minder dan 1.000 nu, terwijl in diezelfde periode de tijd dat de baai ijsvrij is met drie weken toenam. Omdat Churchill het meest zuidelijke en dus het warmste gebied is waar ijsberen voorkomen, leven de dieren er op het scherpst van de snee. De beren worden er steeds magerder en vrouwtjes, die tijdens hun zwangerschap nog enkele maanden langer moeten vasten, krijgen minder jongen. In 2004 overleefde slechts 43 procent van de jongen hun eerste jaar, rond 1990 was dat nog 65 procent. Te weinig voedsel, te veel zwemkilometers: de jonge beertjes hebben het moeilijk.


In Canada ontmoeten ijsberen vandaag vaker grizzlyberen, die door de zachte temperaturen steeds noordelijker trekken. De ijsbeer scheurde zich pas zo’n 500.000 jaar geleden af van de grizzlybeer en beide zijn genetisch genoeg verwant om nakomelingen voort te brengen, de zogenoemde pizzly’s of grijsberen. In noordelijk Canada schoten jagers de afgelopen zeven jaar twee van die grijsberen. Zijn zij de opvolger van de ijsbeer? ‘Op basis van zijn DNA kan de ijsbeer zich vermengen met de grizzly’, zegt Loonen. ‘Maar ik weet niet of dat in de toekomst massaal zal gebeuren. Elk heeft zijn specialiteit: grizzly’s kunnen prima zalm vangen; ijsberen leven van zeezoogdieren. Daarom zullen ze de voorkeur geven aan een partner van hun eigen soort.’


Van het groeiende aantal ontmoetingen tussen mensen en ijsberen kunnen we iets leren, aldus Loonen. ‘Velen denken dat de ijsbeer geen toekomst heeft omdat hij zich niet kan aanpassen. Ik geloof dat hij dat wel zou kunnen, alleen zijn er tegenwoordig overal mensen. Het grootste probleem voor de ijsbeer is, vrees ik, dat hij vaker op het land zal komen en dat wij hem daar niet zullen toelaten. Zo ontnemen we het dier de kans om zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.’