Met genbewerking kunnen we gewassen maken die minder water en voedingsstoffen vragen, sneller laten groeien en bestendiger maken tegen hitte, plagen en ongedierte. Het debat rond genetisch gemodificeerde organismen (GGO) en hun regelgeving in de EU is sterk gepolariseerd. Is de Europese regelgeving aan herziening toe?
Heeft u ooit zaden in een banaan gevonden? Waarschijnlijk niet. Bananen in onze supermarkt zijn zaadloos, en verschillen daarin sterk van de wilde banaan die propvol zaad zit. Elk voedsel in onze supermarkt verschilt sterk van zijn natuurlijke voorouder. Of het nu door domesticatie, klassieke veredeling, of de nieuwste batterij aan gentechnologieën gebeurt… we kunnen het genoom en dus de eigenschappen van soorten ingrijpend aanpassen.
Doorheen onze geschiedenis veranderden we de kenmerken van soorten. Bananen zonder zaad zijn makkelijker te eten en werden zo geselecteerd en verspreid. We begonnen voordelige individuen bewust te verkiezen boven anderen. Dit is domesticatie. Nadien begonnen we soorten te kruisen om tot nieuwe soorten te komen. Hierbij bleven we afhankelijk van natuurlijke variatie binnen soorten en de limieten van voortplanting. Een paard kon je niet kruisen met een kip.
In de 20ste eeuw begonnen we zaden te bestralen (X-stralen, gamma stralen of UV stralen) of werden ze ondergedompeld in een chemisch bad. Dit zorgde voor willekeurige veranderingen of mutaties in het DNA. Met wat geluk bleken de zaden levensvatbaar, en kwamen er een planten met betere eigenschappen uit. Wij mensen bleken niet langer afhankelijk van natuurlijke variatie en brachten doelbewust willekeurige mutaties in het DNA om tot nieuwe varianten te komen.
Sinds Watson en Crick in 1953 de structuur van DNA ontcijferden, begon de mens DNA als een scrabble woord te zien waarin letters of lettercombinaties veranderd konden worden. Dit leidde tot de opkomst van een reeks nieuwe technologieën waarin we niet langer willekeurige stukjes DNA kunnen veranderen, maar op specifieke plaatsen in het DNA stukjes kunnen knippen, inbrengen, vervangen, uitschakelen, omkeren, en aanpassen. Door genoomediting, het ingrijpen op specifieke plaatsen in het genoom, is onze trukendoos sterk gevuld. Genetisch materiaal van verwante maar ook niet verwante soorten kan nu in organismen binnengebracht worden. Een paard kan nu bij wijze van spreken een kippengen ingeplant krijgen.
Nadat Watson en Crick in 1953 de structuur van DNA ontcijferden, begonnen we DNA als een scrabblewoord te zien waarin letters of lettercombinaties veranderd konden worden
In 2013 gebruikten wetenschappers voor het eerst CRISPR-Cas9 op gewassen. De ontdekkers van deze veelbelovende genoomediting techniek kregen in 2020 de Nobelprijs voor chemie. Deze “genetische schaar” laat toe om specifieke stukjes DNA te wijzigen; veel sneller en gerichter dan voordien. Waar het vroeger maanden tot jaren duurde om verandering in DNA in te brengen, met ongewenste willekeurige mutaties, kunnen wetenschappers nu in weken of maanden een kleine verandering op een specifieke plaats inbrengen.
Waarom is het gebruik van GGO’s in de landbouw controversieel?
CRISPR-Cas9 wordt omschreven als een nieuwe revolutie in de biotechnologie, maar het gebruik van genoomediting en GGO’s in de landbouw is controversieel. De ethische, legale, sociale en economische gevolgen worden wijd bediscussieerd. Voorstanders zien een kans om doeltreffend gewassen te wapenen tegen bedreigingen zoals de klimaatopwarming. Tegenstanders zien het als een doos van Pandora, waarbij de creatie van selecte nieuwe variëteiten en hun gebruik net dé bedreiging is.
159 Nobel Laureaten scharen zich achter het gebruik van GGO’s. In hun brief aan de Verenigde Naties uit 2016 vatten ze hun standpunt samen: “Wetenschappelijke en regelgevende instanties hebben herhaaldelijk vastgesteld dat gewassen en levensmiddelen die met behulp van biotechnologie zijn verbeterd, even veilig, zo niet veiliger zijn dan die met enige andere productiemethode zijn verkregen. Er is nog nooit een bevestigd geval geweest van negatieve gezondheidseffecten voor mens of dier door hun consumptie. Herhaaldelijk is aangetoond dat milieueffecten van biotechnologie minder schadelijk zijn voor het milieu en een gunstige invloed hebben op de biodiversiteit in de wereld.”
Voorstanders van genoomediting, waaronder talloze Europese universiteiten en wetenschappelijke instituten, vinden nieuwe gentechnologieën sneller, veiliger en met minder ongewenste neveneffecten dan technologieën uit het verleden. Aanpassingen die met CRISPR‑Cas9 mogelijk zijn - puntmutaties, deleties, invoegingen en herordening van het genoom - komen ook in de natuur voor. De nieuwe technologie versnelt simpelweg het natuurlijke selectieproces.
Wetenschappers ontwikkelden al een tabaksplant die een kwart zuiniger met water omspringt, maïs, katoen en soja die zelf insecticide aanmaken (Bt gewassen), appels die trager bruin worden, een schimmel resistente banaan en ‘gouden rijst’ met een verhoogd gehalte beta-caroteen, de voorganger van vitamine A.
Gewassen die beter tegen plagen en ziekten kunnen hebben minder bestrijdingsmiddelen nodig. Robuuste, snelgroeiende gewassen hebben minder irrigatie en kunstmest nodig. Nieuwe variëteiten kunnen zelfs positief zijn voor de gezondheid. Zoals het gebruik van gouden rijst in gebieden waar een gebrek aan vitamine A voorkomt.
Volgens de wetenschappelijke consensus is GGO voedsel even veilig voor de gezondheid dan conventioneel voedsel. Genoomtechnologie kan volgens voorstanders dus bijdragen aan de gezondheid, het milieu, natuurbehoud, de bestrijding van invasieve soorten en de biodiversiteit door het versneld maken van betere variëteiten.
In tegenstelling waarschuwde Greenpeace in 2021 dat “het gebruik van zogenaamde gentechnologieën als CRISPR-Cas9 niet alleen de negatieve effecten van de industriële landbouw op de natuur, dieren en mensen zou kunnen verergeren, maar zowel de natuur als onszelf (via het voedsel dat we eten) kunnen veranderen in een gigantisch gentechnologisch experiment met onbekende, mogelijk onherroepelijke uitkomsten.”
Volgens tegenstanders als Greenpeace, Slowfood en de ngo GMWatch zijn genoomediting technieken niet precies, zorgen ze voor ongewenste mutaties, en zijn langetermijneffecten op de gezondheid en het milieu onvoldoende onderzocht. In plaats van beloofde milieuvoordelen als verminderd ploegen en een lager gebruik van herbiciden leidden ze tot monocultuur, een verarming van de biodiversiteit, een verhoogd gebruik van pesticiden en herbiciden, het ontstaan van “super onkruid” en monopolies van landbouwmultinationals over kleinschalige landbouwers.
Monstanto/Bayer wordt vaak aangehaald als voorbeeld. In 1996 introduceerde het bedrijf een herbicide resistente soja, die op sommige plaatsen in de VS voor een intensiever herbicidegebruik zorgde om het omringende onkruid te verdelgen. Meer herbicide- en pesticidegebruik doden de meeste plagen, maar sommige soorten kunnen resistent worden.
“Genetica is niet voldoende als oplossing voor landbouwproblemen, systeemveranderingen zijn noodzakelijk” is te lezen in het rapport “Gene editing, myths and reality” van de groenen in het Europese parlement. Ze pleiten voor een systeemverandering gebaseerd op agro-ecologische landbouw met weinig productiemiddelen. “Genoomediting is een kostbare afleiding van deze systeem gebaseerde oplossingen.”
Wat is de regelgeving in de EU?
Sinds 2001 is er in de EU een GGO-regelgeving, waaronder GGO’s strenge veiligheidscontroles moeten ondergaan, transparant gelabeld moeten worden en traceerbaar moeten zijn op de markt. De regulatie in de EU is gebaseerd op de technieken om tot GGO’s te komen, niet op basis van het product zelf.
Gewassen door klassieke veredeling zijn volgens de EU geen GGO. Gewassen verkregen door oudere technieken als radiatie of een chemisch bad zijn GGO’s, maar vallen buiten de regelgeving door hun geschiedenis van veilig gebruik. In 2018 besliste het Hof van Justitie van de Europese Unie dat organismen verkregen door nieuwe genetische technologieën na 2001 (NGT’s) wél vallen onder de GGO-regelgeving.
Voorstanders van GGO’s hekelen de beslissing van het Hof van Justitie. Volgens een review in Frontiers in Plant Science duurt het gemiddeld 6 jaar, en kost 11 tot 17 miljoen euro om een GGO gewas goedgekeurd te krijgen. Dit kan innovatie remmen en benadeelt kleine en middelgrote veredelaars die prijzen niet kunnen betalen. Ook de wetenschappelijke adviesraad van de Europese commissie wil de regelgeving herzien. De European Food Safety Authority concludeert dat de NGT technologie “evenveel tot minder ongewenste effecten met zich meebrengt” en dat er “geen nieuwe gevaren gelinkt zijn aan deze techniek” in vergelijking met klassieke methoden. De huidige regelgeving zorgt dus de facto voor een moratorium in de EU op de ontwikkeling van GGO’s volgens NGT’s.
De Europese Commissie publiceerde in April 2021 een studie over deze NGT’s in het kader van een mogelijke herziening van de richtlijn. De studie benadrukt “het potentieel van NGT-producten om bij te dragen tot duurzame agrovoedingssystemen”, en concludeerde dat het “huidige rechtskader voor NGT's ontoereikend is”.
Tegenstanders van GGO’s zijn teleurgesteld in de resultaten van deze studie. Slowfood EU stelt “door het openen van de EU GGO-regelgeving, valt de commissie in de val van technologische oplossingen in plaats van te investeren in en het promoten van agro-ecologische systemen die boeren, lokale gemeenschappen en wijde omgeving ten goede komen”. Ze vrezen dat een deregulatie zal leiden tot minder strenge veiligheidsbeoordelingen, en dat etikettering en traceerbaarheid van GGO’s zal verdwijnen.
GGO’s in de praktijk
GGO regelgevingen variëren over de hele wereld, maar de EU is bij de strengste van de klas. Slechts enkele landen namen al een beslissing over het gebruik van genoomediting. In andere landen is het debat bezig, of onderweg.
De VS en Canada staan positief tegenover genoomediting. Gewassen worden er niet gereguleerd en gelabeld als GGO als de genetische aanpassing ook door traditionele methoden kan gebeuren. Andere landen als Brazilië en Argentinië behandelen GGO gewassen enkel anders als ze DNA van andere soorten bevatten.
China voerde sinds 1996 het meeste onderzoek uit naar genoomediting in gewassen voor marktgebruik. In Januari 2022 stelde China nieuwe richtlijnen voor, waardoor GGO’s die “geacht worden geen risico’s voor milieu of voedselveiligheid te leveren” langdurige veldproeven mogen overslaan. In Japan moeten GGO’s enkel geregistreerd worden, maar hoeven ze geen veiligheids- of milieutests te ondergaan.
In de EU, kunnen landen onder de huidige regelgeving kiezen om de productie van GGO gewassen geheel of gedeeltelijk te bannen. Negentien van de 27 lidstaten kozen hiervoor. Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Griekenland, Hongarije, Nederland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Bulgarije, Polen, Denemarken, Malta, Slovenië, Italië en Kroatië kozen voor een totaal verbod van productie op hun grondgebied. Ook Wallonië wil geen GGO’s op zijn grondgebied. Vlaanderen verbiedt de teelt van GGO’s niet, maar stelt wel voorwaarden. Brussel verbiedt de teelt van GGO’s in de open lucht. In Noorwegen (en Zwitserland) is het gebruik van genoomediting in gewasproductie onderhevig aan debat.
In Europa produceren enkel Spanje en Portugal één GGO maïsvariant. Er worden geen gewassen geproduceerd die uit NGT technieken werden geboren. Wél importeert Europa jaarlijks GGO gewassen om als veevoeder te gebruiken. Onze koeien eten dus GGO-soja, maar producten van GGO gevoederde dieren vallen buiten de GGO-regelgeving, en moeten niet afzonderlijk geëtiketteerd worden.
Hoe ziet de Belgische bevolking GGO’s?
De publieke perceptie naar biotechnologie is sterk veranderd de voorbije 20 jaar sinds de adoptie van de GGO-regelgeving. Volgens de Eurobarometer was 66% van Belgische bevolking bezorgd over de aanwezigheid van GGO’s in ons voedsel in 2010. In 2019 was dit slechts 16%. De consument is meer bezorgd om de aanwezigheid van antibiotica, pesticiden en microplastiek in hun voedsel. Wél is de consument voorstander van labelen van GGO producten.
De grote meerderheid van de EU consumenten (~80%) vertrouwt wetenschappers en consumentenorganisaties als het gaat over voedselrisico’s. Hierdoor hebben ze een plicht om correcte, wetenschappelijke informatie te leveren over GGO’s.
Deregulering of niet?
De wetenschappelijke adviesraad van de EU vat hun visie op het gebruik en de regulatie van nieuwe genetische technieken (NGT’s) als volgt samen:
“Wat wetenschappelijk relevanter is, is de vraag of de producten een lange staat van dienst hebben op het gebied van veiligheid, veeleer dan de technieken die worden gebruikt om ze te genereren..... de kenmerken van het eindproduct zelf moeten worden onderzocht, ongeacht de onderliggende techniek die wordt gebruikt om dat product te genereren. ... de veiligheid van een organisme wordt bepaald door meerdere factoren, zoals de specifieke kenmerken van het organisme, het milieu waarin het wordt gekweekt, de toegepaste landbouwpraktijken en de blootstelling van mens en dier, en niet zozeer door de techniek die voor de productie ervan wordt gebruikt”.
Regeringen beraden zich momenteel over de vraag of en hoe zij genoomediting van planten moeten reguleren.