Bij het denken aan een proefbuisplant, krijgen sommige mensen waarschijnlijk al kriebels. Toch is het een alledaagse zaak en staan deze planten al in heel wat woonkamers te pronken.
Ik was onlangs uitgenodigd voor een housewarming, en zocht nog een leuk cadeau. Als plantenliefhebber kon ik moeilijk anders dan mijn slag slaan in het lokale tuincentrum. En dan sta je daar in het midden van het centrum, bewonderend te kijken naar de orchideeën, monsteras en lelies, uitgestald per kleur en maat. Ik vermoed dat de meesten zich ooit wel de vraag gesteld hebben: hoe komt het dat al deze planten zo hard op elkaar lijken? … Een vraag met een verrassend simpel antwoord, deze planten zijn hoogstwaarschijnlijk klonaal vermeerderd in een lab. Klonaal vermeerderen zorgt ervoor dat de planten allemaal kopietjes zijn van elkaar die er exact hetzelfde uitzien. En voor veel planten gebeurt dat tegenwoordig vooral via de “proefbuis” in het lab.
Generatieve voortplanting
Als je aan het vermeerderen van planten denkt, dan komt ongetwijfeld het verhaal van de bloemetjes en bijtjes in je naar boven. Een bloem maakt pollen, die verspreid worden naar andere bloemen, soms geholpen door bijen. Daar kunnen de pollen dan de eicel van de bloem bevruchten, waaruit na wat wachten een zaadje ontstaat. De planten die uit zaadjes groeien, zien er vaak anders uit dan de ouder planten. Hoewel de appel wel niet ver van de boom valt, dezelfde boom zal het nooit worden. Dit noemen we generatieve voortplanting omdat er zo een nieuwe generatie van planten ontstaat.
In de natuur is het vaak goed dat er zoveel mogelijk variatie is, want dat zorgt ervoor dat planten zich beter kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Als je als tuincentrum een bepaald populair planten “model” wilt verkopen, dan verkoop je echter best allemaal identieke planten. Gelukkig hebben veel planten nog een tweede systeem om nieuwe planten op de wereld te brengen, vegetatieve vermeerdering. Dit natuurlijk systeem wordt door de mens benut om klonen te maken op het veld of in het lab.
Vegetatieve voortplanting
Bij vegetatieve vermeerdering maakt de plant op zijn eentje een kopij van zichzelf. Denk hierbij aan de uitlopers van aardbeien, het poten van aardappels of de teentjes van de knoflook. Bij veel planten is het systeem van vegetatieve vermeerdering zo sterk aanwezig, dat op een gesnoeide tak spontaan wortels beginnen groeien in contact met water of grond. Na verloop van tijd groeit deze tak uit in een nieuwe struik of boom. Deze handeling noemen we een plant “stekken”. Als je dit zelf eens wilt proberen dan is de wilg de uitgelezen plant om mee te starten.
Toch is dit systeem niet in elke plant even sterk aanwezig en heeft de gesnoeide tak soms wat hulp nodig. Zo kan je de gesnoeide tak ook “enten”. Bij enten ga je een tak bevestigen van de boom die je wilt klonen aan een bestaande plant zodat deze met elkaar vergroeien. De gewortelde bestaande plant kan dan zo energie geven aan de tak, die dan kan verder groeien. Op deze manier wordt heel veel van ons fruit, zoals appels en peren, vermeerderd zodat alle jonagolds of greenstars hetzelfde proeven. Maar nu vraag je je misschien af, waarom is dat lab dan nog nodig?
Sneller en goedkoper
Wel, soms is dit systeem nog zwakker aanwezig. Denk daarbij aan tropische orchideeën. In de natuur, maar ook op je vensterbank, vormen deze planten uitzonderlijk eens een nieuw plantje via vegetatieve vermeerdering. In het labo kunnen ze deze planten een handje helpen om dit veel grootschaliger te doen, op een snelle en goedkope manier. Terwijl vroeger tropische orchideeën enkel voor de elite bestemd was, met prijzen die opliepen tot meer dan 1000 euro (omgerekend), zo kan je op de dag van vandaag al voor 5 euro een exemplaar in huis halen. Ook voor andere kamerplanten heeft deze techniek voor een enorme prijsdaling gezorgd waardoor iedereen van alle pracht en praal thuis kan genieten.
Maar hoe gaat dat nu in zijn werk? In het lab, verwennen we onze planten door ze op een voedingsbodem te zetten dat alle essentiële nutriënten voor optimale groei bevat. Daarnaast voegen we ook plant groeiregulatoren toe. Deze groeiregulatoren werken net zoals hormonen in dieren en sturen de groei en ontwikkeling van de plant. Door tijdelijk meer cytokinines toe te voegen, worden slapende knoppen wakker die uitgroeien tot klonale scheutjes.. Deze nieuwe scheutjes worden dan los gemaakt van de moederplant en klaargestoomd om op eigen benen in je lokaal tuincentrum te staan. Dit plant groeiregulator effect is maar tijdelijk, want van zodra de plant van zijn voedingsbodem gehaald wordt, zorgt die zelf voor herstel van zijn natuurlijke balans.
Onderzoek
Kunnen we dan alle planten zomaar vermenigvuldigen in het lab? Wel voor een plant op grote schaal vermeerderd kan worden, is er heel wat onderzoek nodig. Elke plant heeft namelijk zijn eigen wens. Zo verschilt de samenstelling van essentiële nutriënten en plant groeiregulatoren van plant tot plant. Het ontrafelen van die perfecte balans kan jaren duren. Zo werkte ik samen met mijn collega’s 3 jaar aan de ontwikkeling van een vermeerderingsprotocol voor kokosnoten.
Naast het toevoegen van cytokinines om nieuwe scheutjes te maken in het lab zijn er nog andere manieren zoals celsuspensies, somatische embryogenese die ook allen gebruik maken van systemen, die van nature aanwezig zijn in de plant. Gelukkig brengen grote netwerken zoals COPYTREE (https://www.copytree.eu/) plantenkwekers en onderzoekers samen, zodat zij hun ervaringen met elkaar kunnen delen en samen kunnen werken naar het vinden van oplossingen.
Ben je zelf nieuwsgierig geworden naar het vermeerderen van die ene mooie kamerplant op je vensterbank? Dat hoeft helemaal niet zo moeilijk te zijn als voor proefbuisplantjes. Online vind je verschillende tips en tricks over het stekken van jouw favoriete plant. En na het lezen van dit tekstje kan je bij je volgende bezoek aan vrienden of familie alvast vragen: “En heb jij al een proefbuisplant in huis?”
Bronnen & Links
• Wilms, H., De Bièvre, D., Longin, K. et al. Development of the first axillary in vitro shoot multiplication protocol for coconut palms. Sci Rep 11, 18367 (2021). https://doi.org/10.1038/s41598-021-97718-1