Hengelen om vissenlevens te redden

Het gaat niet goed met de zeebaars. Om daar iets aan te doen, volgt biologe Jolien Goossens de vissen met behulp van een zender. Ze krijgt daarbij de hulp van vrijwillige sportvissers. Wij gingen mee hengelen in Zeebrugge.

Lissewege, 8u30. Sportvissers Lieven en Bruno laten hun bootje te water in het Boudewijnkanaal. Ze willen vandaag de haven van Zeebrugge binnenvaren om er tientallen zeebaarzen boven te halen. De haven is nochtans een verboden zone voor vissersboten. Stropers? Neen, integendeel, het duo hengelt voor de wetenschap. Ook biologe Jolien Goossens van de Universiteit Gent vaart mee. Zij wil de vissen die Bruno en Lieven vangen voorzien van een kleine zender. Zo kan ze de vis overal volgen.

Om zeebaarzen te vangen, wordt Jolien geholpen door sportvissers (hier Lieven).

'Het aantal zeebaarzen in de Noordzee is sinds 2010 dramatisch afgenomen tot onder een duurzaam niveau. De belangrijkste oorzaak is overbevissing. Europa legde al vangstbeperkingen op, maar voorlopig blijft de toestand van de zeebaars kritiek. We hebben daarom ook nood aan meer kennis over de ecologie van de zeebaars, bovenop een betere controle van de huidige maatregelen.'

Wolven van de Noordzee

Het drijvende lab: Bruno en Lieven vangen zeebaarzen, die Jolien vervolgens meet, weegt en zendert.

Lieven en Bruno zijn blij dat ze dit mogen doen. ‘De zeebaars is een machtige vis’, zegt Lieven vol bewondering. ‘Door hun scherpe en hoge rugvin zien ze er bijna prehistorisch uit. En het is indrukwekkend om ze te zien jagen. Soms zitten ze met een paar tegelijk achter ons aas aan, terwijl ze er agressief met hun lijf tegen kloppen en uit het water springen. Prachtig. Ze worden ook wel de wolven van de zee genoemd. Het zou jammer zijn als zo’n imposante vis verdwijnt.’

Intussen zijn we de haven van Zeebrugge binnengevaren. Jolien organiseert haar geïmproviseerd lab op de boeg van het bootje. Lieven en Bruno overleggen waar ze vis denken te vinden. In een uithoek tegen de oever gooien ze hun hengels uit. ‘Nu is het wachten’, zegt Lieven.

Aanvankelijk is dat lang wachten. In de eerste twee uur vangen we amper vis. Een drietal "sardienen", zoals Bruno de kleine zeebaarzen smalend noemt. De vissen zijn te klein om te zenderen. ‘Daarvoor moeten ze minstens 42 centimeter lang zijn’, zegt Jolien, die de vissen wel weegt, meet en ter hoogte van de staart van een kleine merker voorziet. ‘Vergelijk het gerust met het ringen van een vogel. Wanneer dezelfde vis opnieuw gevangen wordt, weten we waar die vandaan komt.’

Bruno was vroeger beroepsvisser maar vist nu enkel voor de sport en de wetenschap.
Een "machtige" vis, zoals Lieven de zeebaars beschrijft.

De vissers besluiten van locatie te veranderen, met succes. Ineens halen ze de ene na de andere grote vis boven. ‘We zijn op een school gebotst’, zegt Lieven. De rust van daarnet maakt plaats voor een drukte van jewelste. Terwijl Lieven en Bruno vissen binnenhalen, onthaken, meten en wegen, voorziet Jolien de grotere vissen van een zender. De vissen worden eerst verdoofd in een vat met water en kruidnagelolie. Daarna maakt Jolien een sneetje in de buikholte, brengt de kleine zender in, en naait de vis terug dicht.

Beet!
De vissers onthaken de zeebaars.
Daarna wegen en meten ze de vis.
Bruno noteert het staartnummer samen met de lengte en het gewicht van de zeebaars in het logboek.

Luisteren naar verborgen zeeleven

Na de operatie bekomen de zeebaarzen eerst in een bak met vers water. Het is bijna vertederend om te zien hoe Jolien als een bezorgde moeder naast de bak waakt. Ze helpt de verdwaasde vissen rechtop zwemmen, en moedigt ze daarbij zelfs af en toe aan. Wanneer de vissen weer helemaal tot hun positieven zijn gekomen, laat Jolien ze vrij. ‘Vanaf nu kunnen we de vissen over grote afstanden volgen. De zender stuurt een geluidssignaal uit dat door ontvangststations gedetecteerd wordt wanneer de vis in de buurt zwemt. De ontvangers maken deel uit van een permanent ‘akoestisch receiver netwerk’ van het Europese LifeWatch project, gecoördineerd door het VLIZ en het INBO. In totaal luisteren zo’n 120 ontvangststations in onze waterlopen en het Belgische deel van de Noordzee naar gezenderde zeebaarzen, maar ook naar onder andere kabeljauw, paling en zelfs haaien.’

De vissen worden eerst verdoofd en daarna voorzien van een merker en een zender.
De zender stuurt een geluidssignaal uit dat door ontvangststations gedetecteerd wordt wanneer de vis in de buurt zwemt.
De zender wordt ingeplant in de buikholte van de zeebaars.

Een zender op je bord

De zenders blijven ongeveer een jaar actief (afhankelijk van de batterijduur) en registreren ook continu diepte en temperatuur. Die informatie wordt niet doorgeseind, maar op de zender bewaard. De zender moet dus terugkeren naar Jolien Goossens en haar collega-biologen om de gegevens te kunnen bekijken. ‘We zijn daarvoor afhankelijk van vissers en strandjutters die de zenders vinden en ons terugbezorgen. Op de staart-merkers staat daarom “tag inside - reward” vermeld. De vinders ontvangen een beloning van 25 euro of een t-shirt.'

'Meestal zijn het vissers die ons de zenders terugbezorgen, maar het zou zo maar eens kunnen dat je zo'n zender aantreft op je bord ook. Ongeveer tien procent van de zenders keert zo terug. Dat is vrij veel, want zenders keren pas terug als de vissen sterven. Heel wat gezenderde vissen zwemmen nog rond. Die zenders zijn dus niet verloren.’

Honkvaste trekvis

Jolien Goossens en haar collega’s volgen de zeebaarzen intussen al drie jaar. ‘Uit de data zijn al een paar interessante inzichten naar voor gekomen. De zeebaars is een trekvis. In de zomer voeden ze zich langs de kust, estuaria en zelfs in brak water. Van zodra ze geslachtsrijp zijn trekken ze dieper in zee om zich voort te planten. Dankzij de zenders weten we dat niet alle vissen migreren. Sommige vissen blijven hier, bijvoorbeeld in de haven van Zeebrugge of in de warmte van het koelwater van een kerncentrale.'

'We stellen ook vast dat zeebaarzen behoorlijk honkvast zijn. In de zomer verblijven ze in een beperkt gebied, en na de wintertrek keren ze ook naar dat gebied terug. Dat is een belangrijk inzicht voor de visserij. De huidige vangstbeperkingen gelden op schaal van de Noordzee en het Engelse kanaal. Dat zou lokaler en specifieker moeten. Omdat de zeebaars zo honkvast is kan je hem op één bepaalde plek naar de verdoemenis vissen, zonder quota te overtreden.’

We vangen uiteindelijk een vijftigtal zeebaarzen. ‘Ons dagrecord is 65’, klopt Bruno zich op de borst. ‘Voor een bedreigde vis laat de zeebaars zich wel heel makkelijk vangen’, vraag ik me luidop af. ‘Bruno en Lieven zijn ervaren vissers. Zij weten waar en hoe ze veel zeebaarzen kunnen vangen’, antwoordt Jolien. ‘Maar je hebt ook gelijk. Dat de vissen zich graag in dichte scholen nestelen, maakt hen zeer kwetsbaar voor overbevissing.’

Een gemerkte zeebaars bekomt van de korte operatie.

Naast overbevissing kampt de zeebaars ook met habitatverlies. ‘De plek waar we nu vissen is daar een voorbeeld van’, zegt Lieven. ‘Zeebaarzen vertoeven graag in ondiepe waters. Daar vinden ze veel prooien. De ondiepe oever waar we vandaag zoveel zeebaarzen vingen, verdwijnt binnenkort voor de aanleg van een nieuw dok. Het wordt hier 15 meter diep en de oever wordt vervangen door een hoge kaaimuur. Ik denk niet dat hier dan nog zeebaarzen zullen komen.’

De toekomst van de zeebaars is met andere woorden even onzeker als zowat al onze andere lokale vissoorten. ‘Het bewustzijn bij consumenten groeit wel’, zegt Jolien. ‘We eten minder vis of we zoeken naar duurzame soorten. Maar het is als bewuste consument ook niet altijd eenvoudig. Als het iets beter gaat met de kabeljauw in de Noordzee, dan komt dat als hoera-nieuws in de media. Consumenten denken dan dat het goed gaat met de kabeljauw, terwijl het correcter is om te zeggen dat het er iets minder rampzalig mee gaat als daarvoor.’

‘Is er dan geen hoop meer?’, vraag ik aan Jolien, terwijl we terug richting de aanlegplaats in Lissewege varen. ‘Jawel hoor. Die is er zeker. Dit zenderonderzoek leverde bijvoorbeeld al heel wat belangrijke inzichten op die tot een beter herstelbeleid kunnen leiden. Zo wordt dit onderzoek gesteund door de havenautoriteiten en het Agentschap Natuur en Bos, die vragende partij zijn voor advies bij het opmaken van regelgeving. Toch is er echt wel nog een lange weg te gaan vooraleer het zeebaarsbestand terug gezonde aantallen zal kennen.'

Dit onderzoek is een samenwerking van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en de Universiteit Gent.