Tuinen bieden meer diversiteit aan bloemrijke planten dan akkers en weilanden. Britse onderzoekers berekenden hoeveel nectar insecten als bijen en wespen uit die tuinen kunnen halen.
Het team deed onderzoek in vier steden. De productie van nectar is gemeten in ruim drieduizend bloemen verdeeld over bijna tweehonderd plantensoorten. De nectar werd verzameld door extractie met een kleine glazen buis en de hoeveelheid werd bepaald met een refractometer.
Dagelijks leveren drie tuinen gemiddeld een theelepeltje vloeibare suiker van de ambrosiaplant. Dat lijkt niet veel op mensenschaal, maar is genoeg brandstof om duizenden bijen te voorzien van energie. ‘Onze vondst overstijgt alle verwachtingen’, zegt onderzoeker Nicholas Tew. ‘De uitkomst wijst op de onmisbare rol van privétuinen in de stad om insecten te ondersteunen en biodiversiteit te bevorderen doorheen het hele land’.
Het aanbod van nectar in stedelijke gebieden is niet alleen groter, maar ook meer divers dan op het platteland, concludeert de Engelse studie. David Kleijn, Wagenings bijenexpert, vermoedt dat dit ook opgaat voor Nederland en België.
Het restant overgebleven nectarplanten in het buitengebied vind je vooral in goed beheerde wegbermen. Achtertuinen zijn niet alleen van belang als voedselleverancier voor bestuivers, weet Kleijn. Ze verschaffen ook nestplekken voor wilde bijen, zoals stukjes zand tussen tegels en de overgangen van stoep naar borders.
Burgers kunnen bestuivers en andere insecten aantrekken door simpele maatregelen. ‘Wat je vaak ziet is dat mensen een strakke, onderhoudsarme tuin aanleggen en daarom coniferen en zegge planten. Maar daar komen geen insecten op af. Bestuivers hebben de meeste baat bij sierlijk bloeiende inheemse planten zoals beemdkroon, knoopkruid en korenbloem.’