Afgelopen weekend zochten vogelliefhebbers naar de laatste grauwe gors van Vlaanderen. Het anonieme vogeltje is de kanarie in de kolenmijn van onze boerennatuur. Ik ging mee zoeken, en leerde dat er ook hoop is voor de sterk bedreigde akkervogels.
Een dertigtal vogelliefhebbers kampeerde bij een prachtige herenboerderij in Ezemaal, een deelgemeente van het Vlaams-Brabantse Landen, pal op de grens met Wallonië. Vanuit hun kampplaats trokken de vrijwilligers rond zonsopgang in kleine groepjes naar de omliggende akkers om er vogels te tellen. Veel vingers hadden ze daarvoor niet nodig: van de grauwe gors, één van de vogels waarrond het telweekend draait, komen er nog amper een veertigtal broedkoppels in de regio voor. En je moet al heel veel geluk hebben om een kiekendief te zien.
'In de jaren zeventig kwam de grauwe gors overal in Vlaanderen voor. Vandaag tellen we amper een veertigtal broedparen' Freek Verdonckt
Waarom gaat het zo slecht met onze akkervogels? En is er nog hoop? Met die vragen in mijn hoofd rijd ik richting Ezemaal. Ik heb er afgesproken met Begijn Le Bleu en Freek Verdonckt. De eerste ken je misschien van zijn informatieve en amusante vogelpodcast Fwiet! Fwiet!. Freek Verdonckt strijdt al jaren voor de bedreigde akkervogels, onder andere als beleidsmedewerker landbouw en platteland bij Natuurpunt, maar ook via de werkgroep Grauwe Gors, die jaarlijks dit vogeltelweekend organiseert en probeert om natuurliefhebbers en landbouwers met elkaar te verzoenen.
We treffen elkaar op een holle weg, met links en rechts golvende akkers die tot aan de horizon reiken. De blauwe hemel en brandende zon maken het vakantiegevoel compleet. ‘Precies de Provence, hé?’, lacht Begijn. ‘Al mag je dan niet achter je kijken’, nuanceert hij droog, terwijl hij wijst naar een schijnbaar eindeloos maïsveld. ‘Die monocultuur is de reden waarom we hier vandaag nesten van in de jaren zeventig nog algemene vogels met de hand kunnen tellen.’
Saai maar stilaan iconisch
De bezorgdheid van Begijn is terecht, want dat het niet goed gaat met onze akkervogels is eigenlijk nog te positief uitgedrukt. Dat bewijzen de cijfers die Freek me geeft: ‘In de jaren zeventig kwam de grauwe gors nog overal in Vlaanderen voor. Een kleine twintig jaar geleden bleven daar nog een duizendtal koppels in Limburg en Vlaams-Brabant, en een kleine populatie in de Westhoek van over. De ondergang van de grauwe gors bleef zich doorzetten. In 2016 telden we nog 82 broedkoppels, een jaar later slechts de helft. Sindsdien blijft de populatie op dat gevaarlijk lage aantal steken. Er is geen verdere terugval maar zeker ook geen herstel. En dat is … ’
Gors! Gors! Gors!
Freek onderbreekt zijn verhaal en focust met de verrekijker die hij de hele tijd in aanslag hield op een klein bruin vogeltje dat net boven het graanveld vliegt. ‘Jawel, grauwe gors!’ Voor een zeldzame vogel liet die zich wel heel snel zien, bedenk ik mij, maar daar is een verklaring voor die Freek me straks nog zal geven. Eerst de volle focus op deze gors. Ik vermoed dat ik er hier en nu voor het eerst in mijn leven eentje zie. Maar eerlijk, ik zou het niet weten. Een niet-kenner zoals ik verwart het bruine vogeltje makkelijk met een gespierde mus.
Toch ben ik onder de indruk, omdat ik besef dat ik één van de laatste “Vlaamse” gorzen zie, maar ook door het enthousiasme bij Begijn en Freek. Ze zijn oprecht blij dat ze mij een grauwe gors kunnen laten zien. Het wordt nog beter wanneer we er even later ook eentje horen zingen. Begijn steekt zijn wijsvinger in de lucht en kijkt me met spanning in zijn ogen aan. Hij zegt niets, maar ik weet dat ik nu vooral moet luisteren. Dan weerklinkt vanuit het graan iets wat lijkt op een rammelende sleutelbos en begint Begijn voldaan te lachen. ‘Prachtig!’, zucht hij. Zoals zoveel dingen in de natuur wordt ook de grauwe gors mooier als je er wat meer aandacht voor hebt.
Kanarie in de koolmijn
De grauwe gors is om nog een reden bijzonder: het is de kanarie in de koolmijn, waarbij de koolmijn de boerennatuur is en de mijnwerkers andere akkervogels zoals de patrijs, kiekendief, gele kwikstaart en de veldleeuwerik, maar ook andere typische akkerflora en -fauna zoals vlinders, insecten en spinnen. ‘In de afgelopen twintig jaar ging de rijke boerennatuur heel snel achteruit’, zegt Freek. ‘De grauwe gors kondigde die vrije val aan. De vogel die ooit profiteerde van het boerenleven door zich te voeden met allerlei zaden en insecten, kon de intensivering van de landbouw niet volgen. Insecten werden hardnekkig bestreden of vonden geen bloemen meer om zich te voeden. Er zijn nog weinig verwaarloosde hoekjes en kantjes waar zaaddragende planten vrij kunnen groeien. En je moet hier in maart eens komen kijken: je zal een lege, bruine vlakte zien waarop geen voedsel meer te vinden is. Zelfs banale soorten zoals de paardenbloem, die in maart al zaad draagt, zijn dan “opgekuist”. De grauwe gorzen zien enorm af van die hungry gap tussen half maart en eind mei.’
Vermalen kiekendief
Ook de nesten van akkervogels zijn steeds minder succesvol in een wereld van monoculturen en enorme landbouwmachines. ‘Heel wat akkervogels zoals de veldleeuwerik maken hun nest op de grond in de akkers. Omdat de overlevingskansen van de jongen heel klein zijn, moeten de ouders de hele zomer aan de bak. In het ideale geval brengen ze drie nesten groot. Dat lukt niet meer in een monotoon teeltplan door een gebrek aan goede nestplekken en rupsen om hun jongen te voeden. Sommige gewassen vormen ook een zogenaamde ecologische val. Zo vinden de grondbroeders erwten een ideaal gewas om in te nestelen. Erwten groeien warrig in elkaar, waardoor vossen zich er niet in willen wagen. Maar de erwten worden vaak geoogst voor de jongen zijn uitgevlogen. In dat geval zijn alle nesten verloren.’
Kiek!
Begijn onderbreekt Freek en wijst naar een grote roofvogel die boven een klein bosje op een paar honderd meter van ons vandaan vliegt. Nog voor ik de vogel heb gelokaliseerd, zien de twee hem al scherp door hun verrekijker. ‘Bruine Kiekendief. Een vrouwtje. Ze mist enkele slagpennen. Mogelijk aan het broeden dus. Locatie noteren, Begijn!’ Begijn geeft me zijn verrekijker zodat ook ik de gracieuze roofvogel van dichtbij kan bewonderen.
‘Ze is op jacht’, gaat Freek verder. 'Ze is net iets te veel op haar gemak om in de buurt een nest te hebben. Dan is het af en aan vliegen met voedsel. Als je haar dan een prooi ziet vangen, moet je in de achtervolging want enkel zo kan je haar nest lokaliseren.'
'Dat is echt van levensbelang. Kiekendieven broeden graag middenin een akker, verstopt in het hoge graan of gras. Wanneer die akkers worden geoogst voor de nesten zijn uitgevlogen, worden de jongen en soms zelfs broedende vrouwtjes mee vermalen. De boer heeft dat meestal niet door, omdat de grote oogstmachine razendsnel een groot oppervlak maait en zijn focus elders ligt. Het is nu echt een race tegen de tijd om de nesten te lokaliseren en vervolgens van op afstand in de gaten te houden. We blijven ver weg van de nesten om de vogels niet op te schrikken of om geen spoor te trekken voor vossen. Pas als de boer besluit te gaan oogsten, brengen we de jongen in veiligheid door er een open nestkooi rond te plaatsen. Geen ideale situatie, maar het kan dan niet anders.’
Vogelakkers: goed voor vogels en boeren
Ondanks het vele slechte nieuws, is er toch nog wat hoop voor de akkervogels. ‘Toch op deze plek’, nuanceert Freek. Hij wijst me op enkele brede groene stroken die door een graanveld lopen. ‘Stroken luzerne, geflankeerd door stroken met grassen en kruiden. Het zijn speciaal voor akkervogels aangelegde “vogelakkers”. De akkervogels broeden ongestoord in de luzerne en gaan eten in de kruidige grasstroken. De keuken naast de slaapkamer dus. We stellen vast dat de vogels die aanpak meer appreciëren dan de klassieke grasranden. Die zijn vaak niet aantrekkelijk, omdat ze te smal zijn om veilig te broeden en te dicht begroeid om er hun voedsel in te zoeken.’
Ook voor de boeren zijn vogelakkers een aantrekkelijke ingreep. ‘Luzerne brengt voedingsstoffen en structuur in de bodem, waardoor de gewassen die erna komen beter groeien. En ze kunnen het eiwitrijke gewas drie keer per jaar oogsten om er hun koeien mee te voederen, waardoor ze niet meer afhankelijk zijn van dure ingevoerde soja. Het is dus geen verplicht groen nummertje meer, en eigenlijk zelfs een heilzame landbouwmaatregel.’
‘In het oogst-tempo van luzerne kunnen grondbroeders tijdig hun nest afwerken. En een luzerneveld trekt ook veel meer muizen aan. Na het oogsten kom al die muizen bloot te liggen, wat goed nieuws is voor de kiekendief. Uit onderzoek waarbij kiekendieven met een gps-tracker worden uitgerust, blijkt zelfs dat ze gericht de vogelakkers afspeuren tijdens het jagen.’
De landbouwers krijgen subsidies ter compensatie voor de aanleg van vogelakkers, maar die zijn volgens Freek goed besteed. ‘Vogelakkers zijn goedkoper en effectiever dan andere gesubsidieerde ingrepen zoals bloemenranden, en ze vinden meer bijval bij landbouwers. Beide partijen halen er dus voordeel uit. Om de boerennatuur te helpen, moet je logischerwijze vertrekken vanuit de ecologische behoeften van akkervogels, maar tegelijk ook de noden en zorgen in de landbouw begrijpen. Landbouwers zitten gevangen in een systeem waarin ze efficiënt moeten produceren, en waarin intensieve landbouw de enige weg is. Dan is het moeilijk om ook nog eens met de natuur rekening te houden. De vogelakkers bewijzen dat natuurliefhebbers en boeren elkaar kunnen vinden.'
Meer over de bedreigde akkervogels
Begijn Le Bleu maakte een podcast over het lot van de grauwe gors. Beluister de aflevering hier. Nog meer afleveringen vind je op http://www.birdnerd.be/
Begijn Le Bleu sprak ook met landbouwers en natuurliefhebbers over wat hen bindt en wat hen scheidt. In deze video blikt hij terug op die ontmoeting.
Het project Plan Kiekendief moet ervoor zorgen dat de grauwe kiekendief zich terug thuis voelt in Vlaanderen, onder andere door het creëren van leefgebieden.