Grote stukken voedsel, zoals een dode krekel, slepen woestijnmieren achterwaarts mee naar hun nest. Daarvoor gebruiken ze onder meer een uitermate sterk visueel geheugen.
Als mieren vooruit teruglopen naar hun nest, vallen ze terug op een strategie die path integration wordt genoemd. Ze herinneren zich de bochten die ze hebben gemaakt en het aantal stappen dat ze hebben gezet. Om hun positie te bepalen, bedienen ze zich van oriëntatiepunten in de omgeving en zelfs de stand van de zon.
Hoe mieren zich oriënteren als ze achteruitlopen, is minder duidelijk. Soms leggen ze het hapje even neer, draaien ze zich om en kijken ze om zich heen. Daarna kunnen ze hun weg achterwaarts vervolgen. Lang dachten biologen dat die zogeheten peeking-tactiek de enige strategie was bij het achteruitlopen.
Een internationale groep wetenschappers selecteerde op locatie twee groepen woestijnmieren (Cataglyphis velox). De ene groep bestond uit mieren die al eens de route tussen een voederbak en hun nest hadden afgelegd en die dus wisten waar ze waren toen de onderzoekers hen dropten. De andere groep mieren bevond zich voor de start van de test bij het nest.
Beide groepen werden op een afstand van 8 meter van het nest geplaatst en kregen een groot stuk koek. Terwijl de mieren hun weg terug zochten, voegden de onderzoekers nieuwe oriëntatiepunten toe om de omgeving minder vertrouwd te maken. Waar mieren in een vertrouwde omgeving wel 6 meter achteruit konden lopen zonder om te kijken, moesten de ‘nest’-mieren al na 3,2 meter pauzeren.
Toch vonden enkele ‘nest’-mieren hun weg terug. Dat bewijst dat mieren ook zonder path integration kunnen navigeren. Tijdens het achteruitwandelen doen ze dan op indrukkende wijze een beroep op hun visuele herinneringen en mogelijk de positie van de zon.
Bron: Université Paul Sabatier, Toulouse, Frankrijk