Sommige genetisch gemodificeerde gewassen maken zelf een insecticide aan, maar rupsen zijn er steeds beter tegen bestand.
Vorige jaar plantten boeren wereldwijd bijna 100 miljoen hectare zogenoemde Bt-maïs, -katoen en -soja aan, ruim 30 keer de oppervlakte van België. Bt-gewassen bevatten een gen van de bacterie Bacillus thuringiensis en kunnen daardoor een eiwit produceren dat plaaginsecten doodt. Die insecten zijn echter steeds beter tegen het natuurlijke insecticide bestand, melden Amerikaanse wetenschappers in Nature Biotechnology.
Bt-gewassen deden hun intrede in 1996. De stof werd voordien – en wordt nog steeds – gebruikt in sprays in de biologische landbouw. De wetenschappers bestudeerden 36 gevallen waarin insecten met Bt-gewassen werden geconfronteerd, goed voor in totaal 15 plaagsoorten in 10 landen op elk continent behalve Antarctica. In Europa wordt in onder meer in Spanje Bt-mais geteeld.
In 2005 waren er slechts drie gevallen van resistentie. In 2016 was dat aantal gegroeid tot zestien. Bovendien doen insecten er steeds minder lang over om resistentie te ontwikkelen. In de overige 20 gevallen werden de insecten niet resistent, of niet in die mate dat het ernstige gevolgen had.
Niet alle Bt-gewassen maken hetzelfde eiwit aan. Maar insecten die resistent zijn geworden tegen één Bt-gewas, zijn vaak ook resistent andere gewassen die een soortgelijk eiwit produceren. Dat is volgens de wetenschappers de voornaamste verklaring voor de sneller toenemende resistentie. Recent zijn er echter Bt-gewassen op de markt gekomen die een eiwit met een totaal andere structuur aanmaken.
Dat insecten resistent worden, is op zich niet bijzonder. Wanneer een insecticide op grote schaal wordt gebruikt, zal natuurlijke selectie insecten bevoordelen die er door een toevallige mutatie tegen bestand zijn, net zoals overmatig gebruik van antibiotica tot resistentie bij bacteriën leidt.
Wat bepaalt of de gewassen al dan niet hun effectiviteit verliezen? Volgens de onderzoekers is het belangrijk om naast het Bt-gewas stroken van hetzelfde, niet-genetisch gemodificeerde gewas aan te planten. In dat geval vergroot de kans dat een resistent insect paart met een niet-resistente soortgenoot uit het aanpalende gewas, en zo ook de kans op niet-resistente nakomelingen.
De toenemende resistentie betekent volgens de wetenschappers niet dat Bt-gewassen nutteloos zijn, zoals sommige ggo-tegenstanders beweren. ‘Plaagsoorten zijn enorm flexibel, en zullen resistentie ontwikkelen tegen elk middel dat op grote schaal en langdurig wordt ingezet’, zegt Bruce Tabashnik (University of Arizona). ‘Dat is niet enkel zo bij genetisch gemodificeerde gewassen. Er zijn meer dan 10.000 gevallen bekend van resistentie tegen insecticiden, bij meer dan 500 soorten. We moeten vooruit denken over hoe we resistentie kunnen uitstellen en nieuwe, duurzame strategieën bedenken.’