Waar moeten we Jane Goodall (1934) wetenschappelijk plaatsen, zestig jaar na haar ophefmakende eerste bevindingen? ‘Haar onderzoek heeft doorgewerkt in waar wij nu staan met onderzoek naar sociaal gedrag en cognitie’, zegt Liesbeth Sterck (Universiteit Utrecht). De Nederlandse ecoloog en gedragsbioloog is gespecialiseerd in het sociale gedrag van primaten. ‘We bouwen nog altijd voort op haar werk. Haar onderzoekssite in Gombe Stream National Park was een van de plekken waarmee in een invloedrijke paper aangetoond kon worden dat er culturele verschillen zijn tussen populaties van wilde chimpansees. Als ik schrijf over het gedrag van mensapen raadpleeg ik nog steeds haar boek over Gombe.’
Ook Jeroen Stevens, professor primatologie, biologische antropologie en menselijk gedrag aan de Universiteit Antwerpen, weet Goodalls werk naar waarde te schatten. ‘Als jongere heeft ze me heel sterk beïnvloed. Begin jaren 1990 las ik op mijn veertiende haar boek Through A Window. Onderzoek met primaten, dat wilde ik ook wel doen.’
‘Maar met haar latere werk op het vlak van meer theoretische primatologie leverde ze niet zo’n grote bijdrage’, vervolgt Stevens, die ook coördinator is van het bonoboproject in het kader van het European Endangered Species Program (EEP). ‘Studenten van haar die in Gombe met onderzoek zijn begonnen, hebben meer stenen in de wetenschappelijke rivier verlegd dan Goodall zelf.’
‘Uiteraard valt het niet te miskennen dat we dankzij haar jarenlange werk meer zicht hebben op generaties van chimpansees, en hoe ze bepaald gedrag aan elkaar doorgeven. En gedrag dat aanvankelijk als afwijkend
of uitzonderlijk werd gezien, zoals (vrouwelijke) kindermoord, oorlogsvoering, patrouillevorming, blijkt universeel te zijn’, zegt Stevens. ‘We moeten Goodall om de juiste redenen eren: haar frisse bijdrage tot de wetenschap.’
Met dank aan Tarzan
Over hoe mensen haar leven en werk moeten plaatsen, zei Goodall zelf ooit: ‘Ik zou het fijn vinden te worden herinnerd als iemand die mensen geholpen heeft een beetje nederig te zijn. We moeten beseffen dat we deel uitmaken van het dierenrijk, en er niet naast staan.’
Bij haar geboorte op 3 april 1934 in de Londense buitenwijk Hampstead leek Valerie Jane Morris-Goodall nochtans niet meteen voorbestemd voor een leven als wetenschapper-avonturier. Haar vader was zakenman, haar moeder romanschrijfster. Het zaadje werd geplant toen haar vader haar een chimpanseeknuffel cadeau gaf. ‘De vriendinnen van mijn moeder waren in alle staten’, zei ze daar later over. ‘Ze waren er zeker van dat ‘die gruwelijke aap’ me nachtmerries zou bezorgen.’
Het tegendeel was waar, en haar roeping ontlook nog meer dankzij een écht huisdier. ‘Lang voor ik naar Gombe trok, had ik al van mijn hondje geleerd dat wij niet de enige levende wezens zijn met een persoonlijkheid.’ De kiem vond vervolgens een vruchtbare grond in haar favoriete jeugdboekenreeksen: Doctor Dolittle, over een arts die met dieren kan praten, en de oorspronkelijke Tarzanromans van Edgar Rice Burroughs, rond een jungleheld die communiceert met apen.
'Goodalls observatie van werktuiggebruik zette de antropologie op zijn kop'
Toch hield Goodall het bij een veeleer bescheiden studie: Secretariaat. In 1957 mocht ze de antropoloog Louis Leakey als secretaresse vergezellen op een van zijn studietochten naar Kenia. Leakey staat bekend als een grondlegger van veldwerk in het onderzoek naar primaten in hun natuurlijke omgeving. In die periode vond Goodall de inspiratie om drie jaar later, in 1960, naar het Gombe Stream National Park in Tanganyika te trekken, in het huidige Tanzania.
Ze arriveerde er op 14 juli 1960. Niet eens vier maanden later, op 4 november, observeerde ze als eerste werktuiggebruik bij primaten. Ze zag hoe een chimpansee een grasspriet gebruikte om termieten uit een termietenheuvel te lokken om ze daarna te kunnen opeten. Een eurekamoment. Ze zag er de bevestiging in dat dieren een vorm van persoonlijkheid hebben, zoals haar hondje dat jaren voordien al had ‘ingefluisterd’. Niets nieuws onder de zon, eigenlijk. ‘Wat de chimpansees wel hebben gedaan, is me geholpen anderen daarvan te overtuigen.’
Meer ontdekker dan wetenschapper
‘Op het moment dat Goodall met het nieuws naar buiten kwam, dachten wetenschappers dat enkel mensen werktuigen gebruikten’, zegt Sterck. ‘Tot dan gingen we ervan uit dat werktuiggebruik ons als mens onderscheidde van de rest van de dierenwereld. Haar observatie zette de antropologie op zijn kop.’
Het feit dat Goodall een vrouw was, hielp om haar bevindingen te verspreiden, meent Stevens. ‘Tegen haar zin wordt ze een beetje naar voren geschoven als iemand die alles alleen gedaan heeft, maar er waren natuurlijk ook mannelijke onderzoekers actief op hetzelfde terrein. Dat ze een knappe, jonge, blonde vrouw was, heeft meegespeeld
in de aandacht die ze genereerde, waardoor het werk van collega’s overschaduwd werd. Ze trok alleen naar Afrika, om daar langdurig te verblijven, gesponsord door National Geographic, dat haar achteraf op de cover zette. Goodall was overigens getrouwd met de toenmalige fotograaf van het tijdschrift.’ Dat huwelijk met Hugo Van Lawick zou tien jaar standhouden en een zoon voortbrengen, Grub.
‘Ze is er een beetje ingerold vanuit niet-wetenschappelijke hoek’, gaat Stevens verder. ‘Natuurlijk was het spectaculair dat zij namen en persoonlijkheden toekende aan de chimpansees en een hechte band met hen opbouwde. Vooral haar bevindingen over werktuiggebruik waren destijds opzienbarend. Er worden ook nu nog altijd nieuwe voorbeelden van teruggevonden, en niet alleen bij primaten. Samen met andere vrouwelijke primatologen zorgde Goodall er met name in de jaren 1970 voor dat ook het gedrag van vrouwelijke primaten werd onderzocht en niet alleen dat van opvallende, grote en agressieve mannetjes.’
'Goodall kende namen en persoonlijkheden toe aan de chimpansees en bouwde een hechte band met hen op. Dat was spectaculair'
‘Het moet in haar tijd nóg moeilijker geweest zijn om als aantrekkelijke, vrouwelijke wetenschapper serieus genomen te worden, helemaal omdat haar vooropleiding niet ideaal was’, stipt de Nederlandse cognitieve psychologe Mariska Kret (Universiteit Leiden) aan. Kret onderzoekt in het door haar geleide CoPAN-lab (Comparative Psychology & Affective Neuroscience) de emotionele lichaamstaal van mens en dier, onder meer bij mensapen. ‘Goodall heeft haar hart gevolgd en een enorm doorzettingsvermogen getoond, tot vandaag de dag toe.’
Moeten we haar zien als een methodologische wetenschapper of eerder als een spontane ontdekker? Veeleer het tweede, vindt Sterck: ‘Ze was in de eerste plaats een pionier in het observeren van wilde dieren, waarbij individuen lang gevolgd worden. Ethologen als Niko Tinbergen deden dat al in Europa, zij was een van de eersten die langdurig naar wilde apen keek en hun gedrag documenteerde. De methodische benadering van het gedrag van wilde apen was vooral het werk van de Amerikaanse bioloog Jeanne Altmann, die in 1974 een paper publiceerde over haar observatie van wilde bavianen in Kenia. In die zin was Jane Goodall toch meer een ‘ontdekker’.’
God als natuurkracht
In 1975, een jaar na haar scheiding van Van Lawick, hertrouwde Goodall met Derek Bryceson, lid van het Tanzaniaans parlement en, belangrijker, directeur van de nationale parken van het land. Hij zorgde ervoor dat haar onderzoeksterrein in Gombe beschermd werd en verboden was voor toeristen.
Het klinkt bijna alsof ook Goodalls liefdesleven alleen maar in het teken stond van haar werk met primaten. Op de vraag of ze niet verblind werd door de liefde voor dieren in het algemeen en die ene primatensoort in het bijzonder, antwoordde ze: ‘Ik hou meer van sommige dieren dan van sommige mensen, en meer van sommige mensen dan van sommige dieren. En chimpansees zijn veel te menselijk om mijn favoriete dier te zijn.’
Is er een plaats voor God in dit alles? Ja, ze gelooft, maar dan wel in een natuurkracht. ‘Een grote en grootse spirituele kracht die groter is dan ikzelf of elk ander mens. Ik voel ze als ik in de vrije natuur ben, en dat volstaat voor mij om erin te geloven.’ In haar boek Reasons For Hope uit 1999 ziet ze drie belangrijke redenen om te blijven hopen: de energie van de jeugd, de kracht van het menselijke brein en de veerkracht van de natuur. In de loop van de voorbije decennia voegde ze er de mogelijkheden van de sociale media aan toe. Haar boodschap slaat nog steeds aan, ook bij jongere generaties.
‘In 2006 zat ik naast haar op een congres in Oeganda’, vertelt Stevens. ‘Dat was best wel indrukwekkend. Toen Goodall daar binnenstapte, bevroor iedereen. Zo groot was het ontzag. Zelf was ik te verlegen, of te braaf, om een gesprek met haar aan te knopen. Ik heb haar weleens bij een andere gelegenheid om een handtekening gevraagd. Ze heeft altijd een hele entourage rond zich. Om de twee jaar neemt ze deel aan een groot primatologiecongres en dan moet ze zich een weg banen door de opdringerige fans. Ook heel jonge mensen die pas kennisgemaakt hebben met haar werk.’
‘In mijn werk,’ gaat Stevens verder, ‘maak ik vandaag nog heel vaak gebruik van haar bevindingen. Zo geven wij ook namen aan primaten. In een studie over de bonobo’s van Planckendael die eind 2019 gepubliceerd werd, heb ik een tabel met namen en geboortedata opgenomen. Daar keken sommige collega’s vreemd van op. Zij begrepen de maatschappelijke relevantie daarvan niet zo goed. Ik ben het eens met Goodall: mensapen zijn individuele persoonlijkheden met een bewustzijn, zij verdienen ons respect.’
Het werk van Jane Goodall bleef niet van controverse gespeend. Traditionele wetenschappers vinden het not done dat ze namen geeft aan haar studieobjecten in plaats van nummers, zoals tot dan toe gebruikelijk was. Ze beschuldigen haar van antropomorfisme, het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens, ‘de ergste van alle ethologische zonden’. Zo zou ze het normale leven van de chimpansees verstoord hebben, abnormale sociale relaties tot stand hebben gebracht en agressie hebben losgeweekt bij rivaliserende groepen door af te wijken van hun normale voedingspatronen.
Anderen nemen haar rol als dierenrechtenactivist op de korrel. Met name dierproeven wil ze laten verbieden, ook als dat is om levensreddende medicatie te ontwikkelen voor de mens, wat de betrokken wetenschappers in het verkeerde keelgat schoot. Ze vallen haar expertise aan, het feit dat ze geen wetenschappelijk diploma bezit en dat ze nooit onderzoek heeft gedaan in een biomedische laboratoriumomgeving. Haar gebrek aan methodologie is riskant, zeggen haar critici. ‘Zou jij voor een probleem aan je auto een cardioloog consulteren? Of, omgekeerd, zou jij een mecanicien inschakelen voor je openhartoperatie?’
Tegenwoordig is er ook kritiek te horen op de zweverigheid van haar reasons for hope-boodschap. Volgens sommigen klinkt die wel heel erg vaag.
Eredoctoraat
Dit jaar eert de Universiteit Hasselt haar met een eredoctoraat. ‘Jane Goodall inspireert jong en oud en maakt mensen bewust van de eigen rol die ze kunnen spelen in de aanpak van globale uitdagingen zoals het verlies van biodiversiteit en klimaatverandering’, motiveerde rector Luc De Schepper de beslissing.
Ook aan de Universiteit Antwerpen wordt Goodall met ontzag bejegend, daar zal Stevens wel voor zorgen. ‘Als primatoloog ben ik me heel bewust van haar invloed. Ik geef mijn studenten hierover ook uitgebreid les. We moeten wel een onderscheid maken tussen Goodall-de-wetenschapper en Goodall-de-activist. Als wetenschapper stootte ze in haar tijd een aantal paradigma’s om, deels door haar gebrek aan academische vorming. Als activist komt ze sinds de jaren 1980 op voor de rechten van mensapen en waarschuwt ze voor het gevaar dat ze lopen in de natuur. Vanuit die rol deelt ze ook haar uitsproken visie op de natuur en inspireert ze tot natuurbehoud.’
‘De beide rollen zijn belangrijk en interessant. Goodall blijft weliswaar goed op de hoogte van wat er wetenschappelijk reilt en zeilt, maar haar inspirerende voordrachten van de voorbije dertig jaar draaien toch vooral rond haar activistische reasons for hope-boodschap.’
'Andere onderzoekers zouden een voorbeeld moeten nemen aan Goodalls activisme'
Mariska Kret blijft fan, ook van haar activisme. ‘Het werk dat ze nu doet, is extreem belangrijk. Daar zouden andere onderzoekers een voorbeeld aan kunnen nemen. Om apen in het wild te kunnen blijven onderzoeken, moeten we hun bestaan beschermen en ook zorg dragen voor de lokale bevolking. Goodall is op een leeftijd gekomen dat ze niet meer zelf het veld in kan gaan. Lezingen geven en het brede publiek bewust maken van het rijke gevoelsleven van apen, daarmee empathie opwekken en geld inzamelen voor succesvolle natuurbehoudprojecten, kan ze nog wel. En daarvan profiteert uiteindelijk een hoop onderzoekers.’
In april vorig jaar kwam Goodall de Belgische tak van het Jane Goodall Institute promoten in Brussel. Die dag trok er net een klimaatmars door de Belgische hoofdstad. Goodall keek door het raam van haar hotelkamer en zag dat het goed was. ‘Ik ben fier op die jonge mensen’, liet ze toen optekenen in Het Nieuwsblad. ‘Maar ik begrijp ook de ouderen. Je overtuigt mensen niet door ruzie met hen te maken. Hoe het met de wereld gesteld is, hoe de wereld verandert: dat maakt me bang.’