Eos Blogs

Kattenkwaad

Het is verleidelijk om te fantaseren over die lieve oogjes en poezelige pootjes. Voordat je besluit een kitten in huis te nemen wil ik je aan een paar dingen herinneren. 

Hannelore Prinsen zit in het vijfde jaar wiskunde-wetenschappen. Ze blogt over wetenschap op en naast de schoolbanken.

Het is verleidelijk om te fantaseren over die lieve oogjes en poezelige pootjes. Voordat je besluit een kitten in huis te nemen wil ik je aan een paar dingen herinneren. 

In de eerste nacht dat we onze bengel Tsuki hadden, heeft niemand een oog dichtgedaan. De hele nacht heeft hij gehuild, zoekend naar zijn moeder. Dat geluid houdt je niet alleen wakker. Het houdt je wakker in een staat van diep medelijden. Een staat waarin je je afvraagt of je een verschrikkelijk mens bent, dat je een kind zomaar bij zijn moeder weghaalt.

Het duurde even voor hij zich lekker in zijn vel voelde in dit nieuwe huis. Daarna hebben we hem voorgesteld aan onze beer van een kater. Hij is een echt knuffeldier, maar voor arme Tsuki was het wat veel.

Ondertussen zijn ze beste kameraadjes. Eindelijk, want dat betekent dat hij nu iemand anders kan lastigvallen.

Werken, studeren of zelfs even lekker ontspannen met een kleine kat in huis is zo goed als onmogelijk.

Onze twee katten, Knetter en Tsuki.

Ik weet niet waar hij de kracht of de energie vandaan haalt. Hij rent als een gek door het huis, vliegt overal uit de bocht en knalt tegen elke kast. Ik ben de tel verloren hoe vaak ik al over hem gestruikeld ben. Ik zou zweren dat ik hem over de muren heb zien lopen. 

Daarbij is hij erin geslaagd een hap te nemen uit elk van onze twintig planten. Mijn tomatenplantjes zijn elk een blaadje kwijt, in mijn vetplanten staan tandjes. De aloë vera zit onder de schrammen.

Had ik het maar bij cactussen gehouden.

Het is ook niet dat we geen speelgoed voor hem hebben gekocht. Hij heeft speelgoedmuizen, balletjes, belletjes stokjes en lintjes. Zijn favoriet is natuurlijk een propje papier.

Voor een hele week heeft mijn dag bestaan de kat bezighouden, speeltjes van onder de zetel peuteren, touwtjes opruimen, schoenen weer op de plank zetten. Totdat hij dan in de namiddag ergens ging liggen dutten, en ik mijn achterstand kon inhalen. ’s Avonds maakt hij dat allemaal goed. Dan kruipt hij mee onder de dekens, rolt zich op naast het hoofdkussen en valt zachtjes ronkend mee in slaap.

Tegenwoordig mag hij ook de tuin in. Dat is voor iedereen fijner. Hij kan in de bomen klimmen en zich verstoppen in de struiken. Wij kunnen rustig achteruit leunen in een luie stoel en wat doorwerken. Rust.

Maar oh, wat is hij lief. Eén blik in die glazen knikkers en ik vergeef hem alles. Misschien is dat waarom – zelfs al zeg ik elke keer dat ik het nooit meer doe – ik altijd graag kittens in huis heb.