Sommige tropische wouden hebben al een opwarming van twee graden achter de rug. De gevolgen voor koudbloedige dieren zijn navenant.
In haar recentste rapport waarschuwt het klimaatpanel van de Verenigde Naties (het IPCC) dat de wereld meteen in actie moet schieten, wil ze de opwarming van de planeet tegen 2100 beperkt houden tot twee graden boven het pre-industriële niveau. In het rapport wordt gesproken van hoogdringendheid, omdat de temperatuursstijging op verschillende plekken al nagenoeg een feit is.
Van tropische (regen)wouden is geweten dat ze extra gevoelig zijn voor klimaatschommelingen. En ze geven die gevoeligheid mee aan de biodiversiteit op aarde, want samen zijn de wouden goed voor naar schatting twee derde van alle levende soorten.
Amerikaanse wetenschappers hebben onderzocht wat de gevolgen van een opwarming van twee graden kunnen zijn voor kleine geleedpotigen zoals insecten, spinachtigen, miljoenpoten en pissebedden. Deze vormen de basis van het ecosysteem in het regenwoud, en van de voedselketen. De onderzoekers trokken daarvoor naar het noordoosten van uk, naar het Luquillo-woud. In dat woud wordt al sinds 1976 uitvoerig onderzoek gedaan naar het insectenbestand (en dat van andere beestjes). Voordeel: sinds 1976 is het er gemiddeld twee graden warmer geworden (al gaat dit wel over de gemiddelde maximumtemperatuur).
Vergeleken met bijna veertig jaar geleden vinden de wetenschappers vandaag liefst zestig keer minder geleedpotigen terug in hun vallen. Als ze enkel naar de biomassa kijken, gaat het om een teruggang met een factor acht. Dat de terugval gepaard gaat met ‘schade’ verderop in de voedselketen, mochten de vorsers ook al vaststellen. Zo vonden ze heel wat minder kikkers, vogels en hagedissen terug dan twintig of dertig jaar geleden.
Geleedpotigen zoals insecten en spinnen zijn koudbloedige dieren. Ze zijn dus aangepast aan temperaturen die nauwelijks variëren.