In welke mate kunnen vogels zich aanpassen aan het opwarmend klimaat? Een experiment bij koolmezen schets alvast geen rooskleurig beeld.
Het broedsucces van insectenetende vogels zoals koolmezen hangt sterk af van klimatologische omstandigheden. Essentieel is dat het moment waarop de eieren uitkomen samenvalt met de maximale beschikbaarheid van rupsen. Die vormen een makkelijke en eiwitrijke prooi. Als de kuikens te vroeg of net te laat komen piepen, verkleint een gebrek aan rupsen de overlevingskansen van de jonge koolmezen.
Door warmere temperaturen valt die piek van beschikbare rupsen steeds vroeger in de lente, vertelt Melanie Lindner, onderzoeker aan de het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), en gespecialiseerd in evolutionaire genetica in wilde populaties. 'Als koolmezen te vroeg of te laat in het voorjaar leggen, missen ze de rupsenpiek, wat hun voortplantingssucces negatief beïnvloedt. Warmere temperaturen, en dus een vroegere beschikbaarheid aan rupsen, creëert een selectiedruk bij mezen om eerder te leggen. Met ons experiment wilden we nagaan wat de vroegst mogelijke periode is, binnen de genetische variëteit van de soort.'
Geen eenvoudige opdracht, aldus Lindner. 'Eerst hebben we koolmezen in het wild geselecteerd op zowel vroeg als laat broeden. De jongen van deze vogels vormden onze eerste kweekgeneratie. Bij hen keken we naar de genetische fokwaarden. Die geven aan in welke mate een vogel genetisch geneigd is om vroeg of laat te broeden. Op basis van die waarden stelden we broedparen samen van zowel vroege als late koppels.'
Eierwissel
Koolmezen in gevangenschap zijn geneigd hun kroost te verwaarlozen, dus legden Lindner en haar team de eieren van de door hen samengestelde paren in de nesten van mezen in het wild. 'Na tien dagen haalden we de kuikens weer uit het nest, en herhaalden de procedure. Zo selecteerden we in de richting van vogels die ofwel erg vroeg, ofwel erg laat broeden.'
In een volgende stap keek men hoe deze vogels het er in de natuur vanaf brachten in vergelijking met wilde vogels die geen selectie ondergaan hadden. Verrassend genoeg bleken vogels geselecteerd op vroeg broeden niet significant eerder aan de leg te beginnen, terwijl de late selectie wel later eieren legde. 'Dat suggereert dat de genetische variëteit in de populatie die vroeger broeden toelaat al benut is. Nog eerder broeden om de warmere lentes en vroegere rupsenpiek bij te benen, zit al tegen een genetische limiet aan. Het klimaat verandert daarvoor te snel.'
Die impact tekent zich voorlopig echter nog niet sterk af, verduidelijkt Lindner. 'Het broedsucces is sterk afhankelijk van de populatiedichtheid. Als er gedurende een broedseizoen slechts een klein aantal kuikens overleeft omdat ze de rupsenpiek missen, dan heeft het legsel van die vogels het jaar erop meer voedsel beschikbaar, omdat er minder competitie is. De overlevingskans van de kuikens het seizoen erop ligt dus weer hoger. Dat mechanisme werkt als een soort buffer, en camoufleert de impact van klimaatverandering. Voorlopig toch nog.'