De luis evolueert al duizenden jaren op het ritme van zijn gastheer, de mens. Door deze intieme relatie kan het bestuderen van luizen aanwijzingen geven over hoe de mens ook geëvolueerd is.
De “menselijke” luis is een vleugelloze, bloedzuigende parasiet die zijn hele leven op zijn gastheer leeft. Omdat luizen zich voeden met menselijk bloed, hebben ze ons nodig om te overleven, en dat al vele duizenden jaren. Die afhankelijkheid laat ook sporen na in de genetica van luizen. Wetenschappers maken daar dankbaar gebruik van, en speuren in luizen-DNA naar inzichten over onze eigen menselijke evolutie.
Amerikaanse onderzoekers publiceren nu zo’n studie in het open-access tijdschrift PLOS ONE. Ze konden op basis van de genetische diversiteit van luizen de hypothese bevestigen dat mensen twee keer naar Amerika kwamen - één keer tijdens de eerste migratiegolf van mensen over de Beringstraat en nog een keer tijdens de Europese kolonisatie. Ze analyseerden daarvoor de genetische variatie in 274 menselijke luizen van 25 geografische locaties over de hele wereld.
Gezamenlijke evolutie
De genetische analyse onthult het bestaan van twee verschillende luizenclusters die zich zelden met elkaar vermengen. Cluster I was wereldwijd verspreid, terwijl cluster II werd aangetroffen in Europa en Noord- en Zuid-Amerika. De enige luizen met voorouders uit beide clusters worden gevonden in Noord- en Zuid-Amerika. Deze aparte groep lijkt het resultaat te zijn van een mix tussen luizen die afstammen van populaties die arriveerden met de Eerste Mensen en luizen die afstammen van Europese luizen, die werden meegenomen tijdens de kolonisatie van Amerika.
De onderzoekers ontdekten ook een genetische relatie tussen luizen in Azië en Midden-Amerika. Dit ondersteunt het idee dat mensen uit Oost-Azië naar Noord-Amerika migreerden en de eerste inheemse Amerikanen werden. Deze mensen verspreidden zich vervolgens zuidwaarts naar Midden-Amerika, waar moderne luizenpopulaties vandaag de dag nog steeds een genetisch kenmerk hebben van hun verre Aziatische voorouders.
De patronen die in de nieuwe studie zijn waargenomen, ondersteunen bestaande ideeën over menselijke migratie en bieden extra kennis over hoe luizen zijn geëvolueerd. De onderzoekers wijzen erop dat ze genetische markers hebben geselecteerd die snel evolueren en het best geschikt zijn voor recente gebeurtenissen. Toekomstige studies die markers gebruiken die langzamer zijn veranderd, zouden dus licht kunnen werpen op meer oude gebeurtenissen. De auteurs schrijven daarom: 'Mensenluizen zijn meer dan vervelende menselijke parasieten, het zijn satellieten van onze evolutie.'