Door natuur meer ruimte te geven, kunnen we zowel de klimaatverandering als soortenverlies afremmen. Maar dan moeten we het wel goed doen, en soms moeilijke keuzes maken.
Wat hebben de decimering van de inheemse bevolking van Amerika en de klimaatverandering met elkaar te maken? Nadat Columbus in 1492 voet aan wal had gezet in de Caraïben, richtten de ziektekiemen die de Europeanen met zich meebrachten een slachting aan onder de inheemse volkeren. Volgens een recente Britse studie legden tussen 1492 en 1600 ongeveer 56 miljoen mensen het loodje, op een totaal van 60 miljoen.
Voor elke hectare tropisch woud die verdwijnt, zou je in gematigde streken tot 10 hectare ter compensatie moeten aanleggen
Als gevolg daarvan kwam ruim 55 miljoen hectare landbouwgrond braak te liggen. Bijna twintig keer België. De natuur palmde die gronden opnieuw in. Doordat daarbij koolstof werd vastgelegd, verdween op een eeuw tijd bijna 7,5 miljard ton koolstof (of 27 miljard ton CO2) uit de atmosfeer, met een afname van het CO2-gehalte met 3,5 ppm (deeltjes per miljoen) en een wereldwijde gemiddelde temperatuurdaling van 0,15 graden Celsius tot gevolg. Door de mens veroorzaakte klimaatverandering avant la lettre dus, maar dan een afkoeling in plaats van een opwarming.
Laat dat nu net zijn wat we nodig hebben. Het internationale klimaatpanel IPCC schreef een aantal scenario’s uit waarin we erin slagen om de opwarming te beperken tot 1,5 of 2 graden. Die houden vrijwel allemaal in dat we op grote schaal koolstof uit de atmosfeer halen.
Ondanks het lugubere kantje kunnen we volgens geoloog Manuel Sintubin lessen trekken uit het onbedoelde klimaatexperiment in de 15de eeuw. ‘Het lijkt de eerste keer te zijn dat de mens – zij het ongewild – aan de klimaatknop draaide’, schreef Sintubin eerder op eoswetenschap.eu. ‘De positieve boodschap is dat koolstof uit de atmosfeer halen een verschil kan maken. En zelfs relatief snel: binnen één à twee generaties al. De meest voor de hand liggende ‘technologie’ daarvoor is natuurlijk, ongerept bos.’
Adder onder het bos
Om onder anderhalve graad opwarming te blijven, moeten we volgens verschillende IPCC-scenario’s tegen het eind van deze eeuw ongeveer 730 miljard ton CO2 uit de lucht halen. Dat kan door biomassa te verbranden om elektriciteit op te wekken, en de CO2 die daarbij vrijkomt op te vangen en op te slaan. Of het kan via technologieën om CO2 uit de lucht te halen, al staan die nu nog in de kinderschoenen.
Maar het kan ook door te (her)bebossen. Dezelfde auteurs van de studie naar de Amerikaanse ontvolking pleitten recent in het vakblad Nature voor meer bos in de strijd tegen de klimaatverandering. Dat zou een kwart van de volgens het IPCC vereiste hoeveelheid koolstof uit de lucht kunnen halen.
Dan moet er volgens de wetenschappers tot 2030 wel elk jaar 24 miljoen hectare bos bijkomen. Dat is acht keer de oppervlakte van België. Meer dan veertig landen, waaronder Brazilië, China en India, hebben zich er al toe verbonden om tegen 2030 300 miljoen hectare bos te herstellen – ongeveer de oppervlakte van India. Dat doen ze in het kader van initiatieven zoals de Bonn Challenge, die tegen 2030 op 350 miljoen hectare bosherstel mikt.
Goed nieuws dus, al valt nog te bezien in hoeverre alle beloftes zullen worden nagekomen. Maar het is niet enkel de kwantiteit die telt. Ongeveer de helft van de beloofde bosoppervlakte zal uit plantages bestaan. En die leggen minder koolstof vast dan natuurlijke bossen. Herstel moet gericht zijn op natuurlijk bos, dat wordt beschermd zodat het ook werkelijk bos blijft, betogen de wetenschappers.
Ook de locatie doet ertoe. Want op sommige plaatsen zit er een addertje onder het bos. Het bladerdak van bossen reflecteert zonlicht niet goed, met opwarming tot gevolg. Dat effect kan de koolstofopslag door bossen deels of volledig teniet doen, als je ze op de verkeerde plaatsen aanlegt. In het bijzonder in het hoge noorden, waar traag groeiende bomen de prima reflecterende sneeuw afschermen.
Hoe dan ook is iedereen het eens over het belang van de tropische wouden. Bos in de tropen legt volgens sommige studies tot tien keer meer koolstof vast dan bos hier. Met andere woorden: voor elke hectare tropisch woud die verdwijnt, zou je in gematigde streken tot 10 hectare ter compensatie moeten aanleggen.
Daarnaast hebben tropische bossen door verdamping en wolkenvorming nog een extra koelend effect. Daarom moet in de eerste plaats de ontbossing worden gestopt. In 2018 verdween nog 3,6 miljoen hectare primair tropisch woud. ‘Investeren in de regenwouden in het Amazonegebied, op het Indonesische Borneo of in het Congobekken zou deel moeten uitmaken van onze klimaatplannen’, vindt Sintubin. ‘De klimaatwinst die we er kunnen boeken is erg groot.’
Vergeten veen
De Verenigde Naties hebben de periode 2021 tot 2030 uitgeroepen tot het decennium van het ecosysteemherstel. Dat zou tot 26 miljard ton koolstof uit de atmosfeer kunnen halen. Niet alleen de tropische wouden, maar ook de noordelijke toendra, mangroves en graslanden zijn belangrijke koolstofreservoirs.
Volgens een vaak geciteerde studie in het vakblad PNAS zouden ‘natuurlijke klimaatoplossingen’ kunnen zorgen voor meer dan een derde van de uitstootreductie die nodig is tegen 2030 om de opwarming onder 2 graden Celsius te houden.
De meest voor de hand liggende ‘technologie’ om koolstof uit de atmosfeer te halen is natuurlijk, ongerept bos
Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor het behoud en herstel van moerassen en veengebieden. Die bestaan uit dikke lagen dode planten. Doordat ze onder water staan, kan er geen zuurstof bij en breekt het plantenafval niet af. Wordt veen drooggelegd, bijvoorbeeld om er landbouwgrond van te maken, dan gebeurt dat wel en vliegt een grote hoeveelheid CO2 de lucht in.
Door de focus op bos wordt het belang van veengebieden weleens over het hoofd gezien. ‘Ze beslaan minder dan 3 procent van het aardoppervlak, maar bevatten toch meer dan 500 miljard ton koolstof’, zegt bioloog en veenexpert Rudy Van Diggelen (UAntwerpen). ‘Dat is ongeveer evenveel als alle bossen samen.’
Van de bijna 70 miljoen hectare veengebieden die Europa ooit rijk was, schiet nog ongeveer de helft over, weet Van Diggelen. De rest is afgegraven om te dienen als brandstof of grondstof voor potgrond. Of het werd drooggelegd om er akkers of graasweiden van te maken.
‘Een akker op veengrond stoot jaarlijks het equivalent van 30 à 40 ton CO2 uit’, zegt Van Diggelen. ‘Dat is evenveel als een gemiddelde auto die jaarlijks 185.000 kilometer aflegt. Vernield veen is goed voor ongeveer 5 procent van de jaarlijkse mondiale broeikasgasuitstoot. ‘Nergens op aarde vind je een koolstofbron die zo geconcentreerd is als veen’, zegt Van Diggelen. ‘Het behoud en herstel van veen is uiterst urgent.’
Gezocht: plaats
Er is nog een reden om voor meer natuur te pleiten. Volgens het recente rapport van het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) zijn ongeveer een miljoen soorten met uitsterven bedreigd. De snelheid waarmee soorten verdwijnen, ligt volgens de experts vandaag tien tot honderden keren hoger dan het gemiddelde tempo de voorbije tien miljoen jaar. De voornaamste oorzaak: ons ruimtegebruik. Ongeveer driekwart van het land en twee derde van de oceanen is ingrijpend veranderd door de mens, becijferen de wetenschappers.
Meer dan een derde van het landoppervlak gebruiken we voor landbouw en veeteelt. Om het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen, roepen biologen al langer op om plaats te maken voor meer natuur. De Amerikaanse entomoloog Edward O. Wilson pleit er in zijn boek Half-Earth zelfs voor om de helft van het aardoppervlak voor natuur te reserveren.
Eerder dit jaar riepen wetenschappers in het vakblad Science Advances op tot een ‘Global Deal for Nature’. Die zou ‘catastrofale klimaatverandering afwenden, soorten beschermen en essentiële ecosysteemdiensten vrijwaren’. Ze vragen dat tegen 2030 30 procent van de aarde beschermd wordt, en nog eens 20 procent als ‘klimaatstabilisatiegebied’ wordt afgebakend.
De wetenschappers wijzen op de kloof tussen wat politici opzijzetten voor natuur en wat volgens de wetenschap nodig is om gezonde populaties in stand te kunnen houden. Daar komt bij dat reservaten niet noodzakelijk komen waar de natuurwaarde het hoogst is, maar waar het belanghebbenden het beste uitkomt. In het vakblad Conservation Biology rekenden biologen uit dat er dertig keer zoveel soorten beschermd hadden kunnen worden als de beschermde gebieden die er tussen 2004 en 2014 zijn bijgekomen beter waren gekozen.
Waar vinden we plaats voor al die natuur? ‘De vraag is niet hoeveel plaats er is voor natuur, maar hoeveel plaats wij nodig hebben’, zegt geograaf Guido van Werf (Vrije Universiteit Amsterdam). ‘Dat is een maatschappelijke keuze.’ Die gaat niet alleen over waar en hoe we wonen – geconcentreerd of net uitgesmeerd over het landschap –, ze gaat ook over wat we eten en hoe we dat produceren.
Een analyse van het World Resources Institute wijst erop dat als de landbouwproductiviteit niet meer toeneemt we 3,3 miljard hectare extra grond nodig hebben tegen 2050. Zelfs als gewasopbrengsten blijven toenemen zoals voorheen, is dat nog steeds bijna 600 miljoen hectare extra. Dat is ongeveer twee keer India.
Als we niet willen dat wat er nog rest aan natuur ook verdwijnt, is het volgens de experts cruciaal dat we de productiviteit verhogen op de huidige oppervlakte, voedselverspilling terugdringen en de vraag naar dierlijke producten verminderen.
Een derde van het akkerland wordt gebruikt voor de teelt van veevoer. In het PNAS berekende een internationaal team wetenschappers dat 40 procent van de gronden die in aanmerking komen voor herbebossing nu voor begrazing worden gebruikt. ‘Door ons voedingspatroon aan te passen, zou er veel land vrijkomen’, bevestigt Van Werf.
Make Europe wild again
In Europa komen nu al heel wat voormalige landbouwgronden vrij. Volgens een studie in opdracht van het Wereldnatuurfonds (WWF) komt er jaarlijks een miljoen hectare verlaten grond bij. Vooral minder vruchtbare gronden, waar landbouw niet langer rendabel is. Dat gebeurt onder meer in de Apennijnen in Italië, de Karpaten in Midden-Europa en rond het Centraal Massief in Frankrijk. Volgens sommige voorspellingen zou het gaan om 12 tot 18 miljoen hectare tegen 2030.
Sommige biologen pleiten ervoor om dat land terug te geven aan ‘wilde’ natuur, waarbij spontane processen vrij spel krijgen. Het doel is natuurlijke ecosystemen te herstellen, met inbegrip van grote grazers, roofdieren en aaseters. Die soorten zijn op veel plaatsen verdwenen.
De organisatie Rewilding Europe werkt aan een netwerk van natuurgebieden van elk minimaal 100.000 hectare, verspreid over Europa. De voorbeeldgebieden in onder meer Spanje, Portugal, Kroatië en Duitsland moeten tonen wat ook elders in Europa mogelijk is. Minimaal een miljoen hectare wilde Europese natuur is het einddoel. ‘Door ruimte te geven aan natuurlijke processen, zoals overstromingen en natuurlijke begrazing, is de natuur prima in staat om te herstellen. Beheer is dan niet meer nodig’, zegt Laurien Holtier van Rewilding Europe.
De gebieden waar je vandaag nog ecosystemen met grote zoogdieren vindt, vallen vaak samen met grote koolstofstocks. Diverse grote tropische boomsoorten hebben grote dieren als olifanten nodig om hun zaden te verspreiden. Volgens sommige studies is het vermogen van tropische wouden om koolstof op te slaan er door de achteruitgang van grote herbivoren op verminderd. In het hoge noorden ligt veel koolstof opgeslagen in de permafrost. Rendieren en muskusossen beletten dat de toendra wordt overwoekerd door struiken, die meer zonlicht absorberen en zo dooi en broeikasgasuitstoot bevorderen.
‘Wilde’ natuur is dus vaak goed voor het klimaat. Maar is het dat ook voor de biodiversiteit? Soms is natuurbeheer erop gericht om oude, extensieve landbouwsystemen na te bootsen. Voedselarme graslanden onder maaibeheer zijn bijzonder rijk aan plant- en vlindersoorten bijvoorbeeld.
Volgens sommige biologen redden die soorten die gebonden zijn aan beheerde natuur zich ook prima in wilde natuur. Ze zijn er al langer dan wij. Anderen wijzen erop dat de soortenrijkdom in beheerde landschappen vaak groter is, en dat bij massale verwildering soorten kunnen verdwijnen. ‘Koolstofopslag en biodiversiteitsbehoud gaan niet altijd samen. Soms moeten we keuzes maken’, zegt Van Diggelen. Volgens ecoloog Koenraad Van Meerbeek (KU Leuven) is het de vraag of de soorten waar we zoveel moeite voor doen hier in de toekomst nog voorkomen. Door de opwarming schuiven de leefgebieden immers naar het noorden op. ‘Daar houdt het huidige beheer te weinig rekening mee.’
Vast staat dat er om de achteruitgang voor de biodiversiteit te stoppen meer natuur nodig is. In Nature Communications beschreven wetenschappers onlangs hoe vandaag vooral kleine, insectenetende soorten overleven. Het gaat om soorten die zich snel voortplanten en weinig eisen stellen aan hun omgeving. En dat zowel bij vogels als zoogdieren.Grote planten- en vleeseters krijgen het moeilijk. ‘Een trend die we alleen kunnen keren door grote stukken natuur te beschermen’, zegt Honnay. Als we dat slim aanpakken, kunnen we vaak – maar niet altijd – twee vliegen in één klap slaan.