Moleculair detectivewerk in jacht op stropers
19 juni 2015 door TVDNA-analyses van olifantendrollen en ivoor kunnen helpen in de strijd tegen stropers.
Jaarlijks sneuvelen er zo'n 50.000 olifanten, een tiental procent van het totale aantal in Afrika levende olifanten, voor hun ivoor. Het is daarom tijd om de strijd tegen stropers nog harder op te drijven. DNA-analyses van olifantendrollen en ivoor kunnen daarbij helpen.
Begin jaren 1990 leek het even alsof de handel in slagtanden van gestroopte olifanten, na de grote slachtingen van de jaren 1980, zou stilvallen. De handel in olifantenproducten werd volledig verboden en Europa en de VS waren gul met steun aan tropische landen die veel olifanten in het oog moesten houden. Maar naarmate de lucht leek op te klaren, droogden die fondsen op, net toen de vraag naar ivoor door de toenemende rijkdom in oosterse landen weer de hoogte inging.
De combinatie van die twee deed de illegale handel in ivoor weer oplaaien, en sinds een jaar of tien geleden sneuvelden er naar schatting jaarlijks zelfs weer meer olifanten dan in de jaren 1980. In 2011 waren dat er zo'n 40.000 – er werd 41 ton ivoor in beslag genomen, vermoedelijk slechts een tiende van het ivoor dat in dat jaar 'geoogst' werd. 2013 was nog erger: toen namen de autoriteiten 51 ton ivoor in beslag. Aangezien niets erop wijst dat ze dat jaar beter hun best deden dan in 2011 betekent dat dussdat er waarschijnlijk meer dan 50.000 olifanten sneuvelden. Schokkende cijfers, want er zijn naar schatting nog maar 400.000 à 700.000 wilde olifanten over in Afrika.
U kan dus zelf uitrekenen hoe lang het aan dat tempo nog zal duren voor de allerlaatste trotse dikhuid in een tandeloze berg rottend vlees verandert. Tegelijkertijd zijn dat natuurlijk nog veel te veel dieren om elke olifant op het continent van een persoonlijke lijfwacht te voorzien – vandaar het droeve lot van nogal wat neushoorns. Ook het opsporen en rapporteren van karkassen is een hele opgave, en landen - en de rangers die ze tewerkstellen - zijn daarvoor niet altijd erg gemotiveerd. Dus zou het handig zijn mocht het onderschepte ivoor ons zelf vertellen waar het vandaan komt.
Dat voor elkaar krijgen is al jaren de missie van bioloog Samuel Wasser en zijn collega's van het Center for Conservation Biology van de University of Washington in Seattle. En het gaat vooruit, want op de website van Science rapporteren Wasser en collega's nu samen met William Clark van Interpol de resultaten van hun analyse van 28 grote ivoorvangsten van meer dan een halve ton. Die dateren allemaal van de laatste twintig jaar, een periode waarin de wetenschappers steeds meer stalen te pakken kregen, van zo'n 20% van de inbeslagnames tussen 1996 en 2005 tot 61% in de laatste jaren.
Om te achterhalen waar de voormalige eigenaars van de gevonden slagtanden vandaan kwamen, vergeleek Wasser hun DNA met dat in de afgestorven darmcellen in de 1.350 olifantendrollen uit alle uithoeken van het Afrikaanse continent die hij in de afgelopen jaren verzamelde en toegestuurd kreeg. De wetenschappers kijken daarbij vooral naar zestien zogenoemde microsatellieten, passages in het DNA die niet in eiwit vertaald worden. Daardoor kunnen ze in de loop van de tijd vrij van enige evolutionaire druk veranderen, waaruit we kunnen afleiden in hoeverre dieren verwant zijn.
Analyse van het in beslag genomen ivoor wijst onmiskenbaar in de richting van enkele stropers-hotspots waar dringend moet worden ingegrepen, schrijven de wetenschappers. De slagtanden van bosolifanten komen bijna allemaal uit een beschermd grensoverschrijdend gebied in Gabon, Kameroen en de Democratische Republiek Congo, dat onder natuurbeschermers bekend staat als 'Tridom' (Tri-National Dja-Odzala-Mikebe). Mogelijk verrassender is dat bijna alle slagtanden van savanneolifanten afkomstig bleken uit Tanzania, een land dat erg veel verdient aan safaritoerisme.
Vooral in het uitgestrekte Selous Game Reserve, de op een na grootste UNESCO-Werelderfgoedsite ter wereld, waar veel minder toeristen komen, liggen de olifanten zwaar onder vuur. Maar de stropers lijken hun werkterrein ook stilaan te verleggen naar het noorden, schrijven Wasser en collega's – ook het Ruaha National Park en het aangrenzende Rungwa Game Reserve delen nu in de klappen. Het lijkt dus hoog tijd om de druk op Tanzania op te voeren.
Dat land werkte zich de afgelopen jaren namelijk vooral in de aandacht door te pleiten voor een versoepeling van het verbod op de handel in ivoor dat veel Afrikaanse landen in stock hebben. Dat lijkt op het eerste gezicht onschadelijk – het zou de vraag naar illegaal ivoor zelfs tijdelijk kunnen doen dalen. Maar Wasser is een uitgesproken tegenstander van dat scenario. Niet alleen dreigt de populariteit van ivoren voorwerpen weer toe te nemen, het is ook bijna onmogelijk uit te sluiten dat de stock – desnoods via stroman-stropers die zich laten arresteren – stiekem zal worden bijgevuld.
De enige oplossing lijkt dus om meer te investeren in toezicht op de parken en de internationale misdaadorganisaties die zich in deze handel zijn gaan specialiseren strenger aan te pakken – gevangenisstraffen zijn zeer zeldzaam, en de geldboetes die worden uitgedeeld bedragen slechts een fractie van de winst die de handel oplevert. Ook Europa kan meer doen, niet alleen door betere controles in containerhavens, maar ook door financiële en logistieke steun aan de betrokken landen.