Nieuwe soorten ontstaan ook zonder ruimtelijke barrière
03 oktober 2016 door Eos-redactieEen natuurlijke hindernis zoals een bergketen of een rivier kan ertoe leiden dat populaties van eenzelfde soort verschillende evolutionaire wegen inslaan. Maar die barrière hoeft niet per se in de ruimtelijke omgeving te liggen.
Een natuurlijke hindernis zoals een bergketen of een rivier kan ertoe leiden dat populaties van eenzelfde soort verschillende evolutionaire wegen inslaan. Maar die barrière hoeft niet per se in de ruimtelijke omgeving te liggen. Een verschil in leefgedrag blijkt al voldoende.
Het ontstaan van nieuwe soorten is iets dat evolutiebiologen blijft intrigeren – het is niet voor niets de titel van Darwins standaardwerk. Dat twee populaties van eenzelfde soort door een natuurlijke hindernis van elkaar gescheiden kunnen raken en op den duur tot twee verschillende soorten evolueren, is goed bekend.
Maar is een natuurlijke (of door de mens opgeworpen kunstmatige) barrière ook een noodzakelijke voorwaarde? Wellicht niet, zo blijkt nu uit onderzoek van Belgische biologen van het Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel. Zij toonden aan dat populaties van kevers enkel en alleen op basis van verschillend gedrag afgezonderd en dus gescheiden van elkaar kunnen raken. Gedrag dat bovendien was aangeleerd – natuurlijk, want het betrof kevers van dezelfde soort – en dat ervoor zorgde dat een belangrijke eerste stap kon worden gezet in de vorming van nieuwe soorten.
De biologen onderzochten het opmerkelijke gedrag van een keversoort die voorkomt in de zoutmoerassen rondom het Franse stadje Guérande, in de buurt van de monding van de Loire in de Atlantische Oceaan. De moeraskever (Pogonus chalceus) houdt er daar twee verschillende levensstijlen op na. Eén groep kevers gedijt in stukken moeras die verbonden zijn met de Atlantische oceaan en bij vloed overstromen. De kevers vliegen niet weg maar blijven enkele uren onder water, waarbij ze zuurstof halen uit luchtbelletjes onder de dekschilden. Onder water zijn de kevers beter beschermd tegen natuurlijke vijanden.
Tien meter daarvandaan leeft echter een tweede groep kevers, in een stuk van het moeras dat slechts één keer per jaar, weliswaar gedurende een paar maanden, volledig blank komt te staan. De kevers daar gedragen zich anders: zodra het water komt, vliegen ze weg naar drogere plekjes in het moeras. Ze hebben ook langere vleugels dan hun soortgenoten die bij eb en vloed leven.
In hun lab in Brussel imiteerden de vorsers de leefomstandigheden van de Franse zoutmoerassen, en ze merkten daarbij op dat het verschillende leefgedrag zich al vroeg, namelijk in het larvenstadium, doet gelden – belangrijk: het maakte daarbij niet uit welke van de twee groepen de ouders van de larven kwamen. De vorsers konden zo aantonen dat twee populaties kevers van één en dezelfde soort door hun verschillend leefgedrag elk een aparte habitat kunnen ontwikkelen. ‘Op die manier mengen de populaties zich niet meer en kan een populatie genetisch steeds meer van de andere gaan verschillen’, zegt Frederik Hendrickx, een van de Brusselse onderzoekers. ‘De genen die voor de vleugellengte instaan zijn bij deze twee populaties kevers al verschillend. Op den duur kun je dan twee aparte soorten krijgen.’ (sst)
Bron: Frederik Hendrickx, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel in Evolution