De vroegste mensachtigen waren amper 130 cm groot en wogen 25 kg. Dankzij enkele forse groeispurten kregen we onze huidige proporties.
De evolutie van lichaamslengte bestuderen is moeilijk. Misschien bekijk je toevallig de beenderen van een uitzonderlijk groot of klein individu?
De Homo erectus werd groter, maar niet zwaarder
Britse onderzoekers verzamelden de gegevens van in totaal 311 fossielen van prehistorische mensen en mensachtigen. Het oudste specimen gaat terug tot 4,4 miljoen jaar geleden, het jongste tot vlak na de laatste ijstijd, ongeveer twaalfduizend jaar geleden.
De onderzoekers gebruikten de gegevens om de evolutie van lichaamslengte en –gewicht te bestuderen, wat uitliep op het omvangrijkste onderzoek naar dit kenmerk ooit gevoerd.
Natuurlijk is het niet altijd gemakkelijk op basis van fossielen de lichaamslengte en het gewicht van een individu te schatten – de meeste fossielen zijn zeer onvolledig, soms is het niet meer dan een voetbeentje. Bovendien weet je als paleoantropoloog nooit of je met een gemiddeld individu te maken hebt, of met iemand die uitzonderlijk lang of kort, of dik of dun was.
Toch denken de wetenschappers een duidelijke lijn te hebben gevonden. Zo vonden ze dat tijdens de dageraad van de australopitheken, die meer dan 4 miljoen jaar geleden ontstonden en van wie het fossiel Lucy de bekendste vertegenwoordiger is, de mensachtigen niet groter waren dan 125 à 130 cm en niet zwaarder wogen dan 25 kg.
In de daaropvolgende evolutie konden de onderzoekers vervolgens enkele groeispurten identificeren. Zo bleken de eerste vertegenwoordigers van het geslacht Homo – de eerste ‘mensen’ die leefden omstreeks 2 miljoen jaar geleden – al 20 cm en 15 à 20 kg gegroeid ten opzichte van hun voorgangers.
Maar de opmerkelijkste verandering vonden ze omstreeks 1,5 miljoen jaar geleden, toen de Homo erectus op zijn hoogtepunt was. Die was nog eens 10 cm groter, maar geen kilogram zwaarder. De wetenschappers verklaren die langere, tengere lichaamsbouw door de aanpassing aan de Afrikaanse savanne.
Gedurende ruwweg een miljoen jaar bleven de lichaamsmaten min of meer constant, totdat het gewicht een inhaalbeweging maakte en de mens weer wat zwaarder werd – vermoedelijk om zich beter te wapenen tegen de koude temperaturen in noordelijke streken.