Chloroplasten zijn de (duurzame) energiefabriekjes van planten- en algencellen: ze zetten licht om in chemische energie. Maar als het moet kunnen ze de cel waarin ze leven ook helpen verdedigen.
Net als de mitochondriën in dierlijke cellen hebben ook chloroplasten (of bladgroenkorrels) een eigen DNA. Dat DNA is ringvormig en (vermoedelijk) een overblijfsel uit de tijd dat deze energieproducerende cellen nog individuele organismen waren – toen ze met andere woorden nog niet gekaapt waren door planten (en dieren, in het geval van de mitochondriën).
Volgens Britse microbiologen laat dat verleden zich ook doorschemeren in het gedrag van chloroplasten. Ze hebben immers ontdekt dat de cellen ook de planten waarin ze leven helpen verdedigen bij gevaar – lees: een microbiële indringer van buitenaf, zoals een virus, bacterie of een schimmel.
De onderzoekers deden hun ontdekking bij een tabaksplantje, dat ze bewust hadden geïnfecteerd met dezelfde microbe die in de 19de eeuw de aardappeloogst in Ierland om zeep hielp. Ze zagen dat de chloroplasten van de tabaksplant hun zonne-energieproductie even lieten voor wat het was, en zich repten naar de plaats van het onheil: de infectiehaard.
Daar aangekomen organiseerden de chloroplasten zich in een indrukwekkende verdedigingsmacht. Ze ontwikkelden prompt microscopische tentakels, waarmee ze signalen aan elkaar kunnen doorgeven, en produceerden (voor de schimmel) fatale toxische stoffen – stoffen die ook vrijkomen tijdens de fotosynthese, opmerkelijk genoeg.
Volgens de vorsers vertoonden de chloroplasten alle kenmerken bij vrije, individuele organismen. Dit terwijl ze al miljoenen jaren ingebed liggen in planten en algen.