Orang-oetans communiceren met medeklinkers, net zoals de mens

Nieuw onderzoek wijst uit dat orang-oetans veel nadrukkelijker dan andere mensapen ‘spreken’ met een complex repertoire aan ‘medeklinkers’. ‘Ze communiceren met een rijk pallet van smak-, klik-, kus- en proestgeluiden.’

Decennialang wordt er al onderzoek gedaan naar van de oorsprong en de evolutie van het spraak- en taalvermogen van de mens. Een van de premissen daarbij is een tegenstelling. Bij de mens bestaat gesproken taal universeel uit klinkers, waarbij de lucht tijdens het uitspreken ongehinderd de mond verlaat. Bij de uitspraak van een tweede groep klanken, de medeklinkers, verhinderen de lippen, keel, tong of tanden de luchtstroom in de mond. Onze evolutionaire neefjes de mensapen krijten hoofdzakelijk tot exclusief klinkerachtige klanken. Onderzoeksleider en primatoloog-evolutiepsycholoog Adriano Lameira (universiteit van Warwick) destilleerde er zijn voor de hand liggende onderzoeksvraag uit: waar komen de medeklinkers in mensentalen dan oorspronkelijk vandaan? Waarna hij en zijn team een vergelijkende analyse deden van het geluidenpallet van vier soorten mensapen, op zoek naar al dan niet repetitieve en overeenstemmende patronen.

Bleek dat orang-oetans vaker medeklinkerachtige geluiden gebruiken om te communiceren dan gorilla’s, chimpansees en bonobo’s. En niet alleen dat, ze blijken er ook een grotere variëteit in te hebben. Meer van elkaar verschillende medeklinkerachtige geluiden, dus. Iets concreter gesteld: ja, gorilla’s gebruiken ook wel een medeklinker-gerichte kreet, maar die is zeer specifiek en komt niet voor in alle populaties. En inderdaad, chimpansees beheersen er één of twee. Maar alweer niet bij elke populatie en exclusief in de context van paringsgedrag. ‘Orang-oetans daarentegen,’ stelt dr. Lameira, ‘gebruiken universeel medeklinkerachtige geluiden, ze doen dit consistent over alle populaties heen én voor meerdere gedragingen. Net zoals mensen, met andere woorden.’ Hij omschrijft de medeklinkercomponent in de orang-oetantaal als ‘een rijk pallet van smak-, klik-, kus- en proestgeluiden’.

Evolutionaire verwant

Welke belangrijke overkoepelende gelijkenis én verschil moet we hierbij nu in het achterhoofd houden volgens Lameira? Enerzijds dat zowel de orang-oetan, die voorkomt op enkele eilanden in Zuidoost-Azië, als de Afrikaanse mensapen evolutionair verwant zijn met de mens. En anderzijds dat diezelfde orang-oetan van alle mensapen de soort is die het meest nadrukkelijk in bomen leeft. In tegenstelling tot zijn meer op de begane grond gerichte Afrikaanse tegenhangers.

Dat, zo trekt Lameira de lijn verder door, zou dus betekenen dat de verschillende manier van leven geleid heeft tot het ontwikkelen van eveneens verschillende vocale repertoires. Ze gaan zelfs nog een stap verder die gedachtenprikkelend maar ook speculatief is. Hij stelt dat zijn onderzoeksresultaten suggereren dat de evolutionaire voorvaderen van de mens misschien wel meer in bomen levende wezens zouden kunnen geweest zijn dan tot nog toe aangenomen werd.