Oude diersoorten best bestand tegen klimaatverandering

De oudste overlevende gewervelden, zoals de reuzenpad en de Californische zeeleeuw, hebben meer kans klimaatverandering te doorstaan, dan jongere soorten, zoals de hamster. Het sterkst zijn soorten met onderling gevarieerde kleurschakeringen, dieren die levende jongen baren en/of leven op een lage breedtegraad.

Dat blijkt uit een studie van de Universiteit van Lausanne en is gepubliceerd in het tijdschrift BMC Evolutionary Biology. De onderzoekers analyseerden wereldwijd 600 soorten gewervelde dieren. Zij vonden grote verschillen in het evolutionaire vermogen om zich aan te passen aan veranderende leefomstandigheden. De biologen keken naar de evolutionaire relatie tussen de soorten en letten daarbij op: het effect van geografische locatie, de manier van reproductie, de afhankelijkheid van de jongen, de lichaamsgrootte en de kleurvariatie binnen de soort.

Soorten met ten minste twee kleurvarianten lopen gemiddeld al 1,86 miljoen jaar langer rond op deze aarde

Uit hun onderzoek blijkt dat dieren op hogere breedtegraden blijken sneller uit te sterven, omdat daar het klimaat minder stabiel is. Ook zijn eierleggende organismen op grotere hoogtes eveneens meestal jonger op de evolutieladder. Echter, de breedtegraad heeft geen invloed op dieren die levende jongen werpen. Lichaamskleur is een belangrijke factor voor prooidieren en stelt soorten in staat meerdere habitats te bewonen. Soorten met ten minste twee kleurvarianten lopen gemiddeld al 1,86 miljoen jaar langer rond op deze aarde.

Eerder werd gedacht dat veranderingen in de klimaatomstandigheden in het verleden de leeftijd van diersoorten bepaalde. Dus dat degene in het zuidelijk halfrond ouder waren dan die van het noordelijk halfrond. Deze studie weerlegt eerdere bevindingen dat het halfrond van herkomst een impact heeft op de leeftijd van de diersoort. (pdj)