Met een oppervlak dat groter is dan alle continenten bij elkaar, is de Stille Oceaan het meest extreme dat een trekvogel kan tegenkomen. Toch zijn er diverse vogelsoorten die deze enorme watermassa bijna routinematig bedwingen.
In het jongste nummer van het wetenschappelijke tijdschrift Ornithology zetten trekvogelonderzoekers uit Nederland, de Verenigde Staten en Canada via een literatuurstudie op een rijtje wat we weten en vooral wat we nog níet weten over de extreme prestaties van trekvogels als de rosse grutto, de regenwulp of de kanoet, die over de Stille Oceaan vliegen.
Efficiënter dan gedacht
Het grootste vraagteken blijkt het energieverbruik van de vogels. Een rosse grutto die uit Alaska vertrekt, weegt gemiddeld bijna een pond (485 g). Eenmaal aangekomen in Nieuw-Zeeland is daar nog maar 215 g van over. Wanneer we gaan rekenen aan de energie-inhoud van het verbrande vet en de veronderstelde luchtweerstand van vogels, dan lijkt het dat een rosse grutto maximaal vier dagen aan één stuk kan vliegen. In werkelijkheid vliegen ze gemiddeld wel negen dagen aan één stuk. Dat weten we uit onderzoek met vogels met een zendertje. We kunnen dus niet anders dan concluderen dat de vogels veel efficiënter vliegen dan wij kunnen berekenen.
Weerkundigen
Behalve efficiënte vliegers, lijken vogels ook goede meteorologen; tot enorme verbazing van de weerkundigen onder de onderzoekers. Zo passen vogels hun vertrek uit het noordelijk halfrond aan op de weerssystemen die ze later boven het zuidelijk halfrond tegen gaan komen. Naast die meteorologische kennis, beschikken vogels volgens de onderzoekers ook over een ‘interne gps’ en een kaart van de onmetelijke oceaan. Anders valt het niet te verklaren hoe rosse grutto’s over de open oceaan voortdurend antiperen op en corrigeren voor drift door de wind en na vertrek uit Alaska 12.000 kilometer verderop precies bij Nieuw-Zeeland uitkomen.
Aangetast leefgebied
Het vertrek uit de overwinteringsgebieden wordt ook aangepast aan de veranderingen die individuele vogels in eerdere jaren hebben waargenomen tijdens de trek. Rosse grutto’s die uit Nieuw-Zeeland naar Alaska trekken, tanken bij in de Gele Zee, aan de Chinese en Koreaanse kusten. We hebben gezien dat individuen een volgend jaar eerder kunnen vertrekken. Dat zou heel goed een aanpassing kunnen zijn op de verslechterende voedselsituatie in de Gele Zee. Het is belangrijk om te zien dat dit dus ook een aanpassing kan zijn van individuele dieren, naast een evolutionair proces, waarbij ‘vroegere vogels’ een evolutionair voordeel hebben ten opzichte van latere.
Waarschuwing
Het overzicht van de wetenschappelijke kennis over Stille Oceaantrekkers is in zekere zin een verlanglijst van de onderzoekers: wat valt er nog te ontdekken? Tegelijk is het ook een waarschuwing. Veranderingen aan de leefomgeving van trekvogels en zeker ook veranderingen van het klimaat kunnen ver gaande consequenties hebben voor het fragiele evenwicht tijdens zo’n immense prestatie als trekken over de Stille Oceaan.
Officieus wereldrecord
De wereldrecordhouder lange afstandstrek is een rosse grutto die op 16 september 2020 uit Alaska vertrok met een zendertje op de rug. De vogel kwam elf dagen later aan in Nieuw-Zeeland, na een vlucht van maar liefst 12.854 km. We weten dat deze sterk vermagerde vogels na aankomst maar één ding willen: niet eten maar slapen. Overigens is dit nog wel een officieus record. Pas wanneer deze prestatie in een peer reviewed wetenschappelijk tijdschrift is vastgelegd, geldt het record echt.
Theunis Piersma is als trekvogelonderzoeker verbonden aan het NIOZ (Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee) en de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is de eerste auteur van de studie in Ornithology.