Storm Odette had in andere omstandigheden niet enkel voor opwaaiend zand en windstoten kunnen zorgen, maar ook voor overstromingen. Hoe ontstaan deze bij zo'n najaarsstorm en wat kan klimaatverandering daarmee doen?
Afgelopen weekend trotseerde ik de regen, met als gevolg dat ik mijn schoenen nadien te drogen mocht zetten en me heel gelukkig prees dat een regenbroek en -jas me verder goed beschermd hadden. Na de warme septemberdagen maakte Odette ons duidelijk dat de herfst begonnen is. Dit seizoen biedt voor een hydroloog als mezelf niet alleen een goed excuus om binnen te zitten met warme chocomelk, maar ook de kans om dieper in te gaan op een interessant weersfenomeen. Herfst- en winterstormen zoals Odette zijn namelijk een van de belangrijkste oorzaken van overstromingen in ons land. Een goede reden om de achterliggende reden van deze overstromingen grondiger te verkennen en te bespreken waarom klimaatverandering ze zal beïnvloeden.
Over overstromingen
Ruwweg zijn er in Vlaanderen drie mogelijke oorzaken van overstromingen. Als eerste stormen die water vanop zee de rivieren opstuwen, als tweede hevige, maar lokale onweersbuien in de zomer en als derde najaarsstormen die langdurig voor regen kunnen zorgen. Het zijn deze najaarsstormen die de voorbije 25 jaar voor de meeste problemen hebben gezorgd: ze hebben de grote overstromingen in 1995, 1998 en 2010 veroorzaakt. Telkens zaten we met een lange periode van regen, waardoor de bodem zo doordrongen raakte van water dat veel neerslag vervolgens afvloeide. De theorie is dat we door klimaatverandering in het najaar en de winter nog meer regen op een korte tijd krijgen, waardoor de kans op overstromingen toeneemt. Helaas blijft dat niet bij theorie: we zien dat ook terugkeren in waarnemingen.
In het oog van de storm
Om beter te begrijpen waar de problemen vandaan komen, moeten we de overstromingen en stormen iets gedetailleerder bekijken. Meestal zijn zo’n stormen grote systemen die meerdere dagen lang over Europa trekken en daarbij dus langdurig voor regen zorgen. Je kent het wel: van die herfstdagen waarop het een hele dag regent en je enkel naar buiten gaat als echt moet. En dan nog liefst op een zo droog mogelijke wijze. Op zo’n dag kunnen er lokaal tientallen millimeters regen vallen. Zo viel er op zaterdag 26 september in Ukkel 40 mm en op andere locaties zelfs meer, terwijl het gemiddelde voor september ‘amper’ 70 mm is. Enkel regen is natuurlijk niet voldoende: ondanks dat Odette in haar eentje voor het overgrote deel van de neerslag van september zorgde, was er amper wateroverlast.
Om problemen te veroorzaken, moet het vooraleer de storm passeert, reeds goed geregend hebben. Op die manier zijn de bovenste bodemlagen al verzadigd met water, wat ervoor zorgt dat extra regen de bodem niet meer kan indringend en maar één mogelijke weg heeft: afvloeien naar de dichtstbijzijnde rivier. Of wat daarvoor kan doorgaan, zoals een straat. Zo’n omstandigheden vinden we in de herfst. Het kan dan langere periodes aan een stuk een beetje regenen of zo vaak regenen dat de bodem amper tijd heeft om uit te drogen. Als een storm in zo’n omstandigheden passeert, kan dat voor een grote hoeveelheid water zorgen die op korte tijd afgevoerd moet raken.
Natuurlijk moet de regen in zo’n storm ergens vandaan komen. Het grootste deel van het regenwater in zo’n najaarsstorm is afkomstig van de Atlantische oceaan. Dat betekent dat als een storm bij ons passeert, die meestal eerst ook Ierland en het Verenigd Koninkrijk, of Portugal, Spanje en Frankrijk gepasseerd is, afhankelijk van waar in de Atlantische Oceaan ze ontstaat.
Klimaatverandering: versterkende factor
Klimaatverandering speelt in op de bron van het regenwater: de verdamping uit de oceaan. Een warmere atmosfeer kan namelijk meer waterdamp vasthouden, en die waterdamp moet uiteindelijk ergens naartoe. Als een stormsysteem ontstaat, zal het dus meer waterdamp opnemen uit de oceaan en dit meenemen naar het land – waar het kan neervallen als regen. Dit fysische verschijnsel ligt aan de grond van de veranderingen in de waterkringloop. Het blijft niet bij theorie: over grote delen van de wereld, en zeker in West-Europa, zien onderzoekers dat er meer extreme neerslag is (Papalexiou & Montanari, 2019). Het is die regen die op zijn beurt dan weer mogelijks voor extra overstromingen zal zorgen. In West-Europa zien we dat, door de nabije ligging van de oceaan, ook al terugkeren in de waarnemingen (Blöschl et al., 2019). Het klimaat blijft voorlopig veranderen, dus alles wijst er op dat die trend zich zal doorzetten.
Daar zullen we rekening mee moeten houden: hoewel we al veel beter voorbereid zijn op overstromingen dan 20 jaar geleden, zijn veel van onze maatregelen afgestemd op de overstromingen van de voorbij eeuw. We zitten dus in een soort van wedloop met de natuur: wij moeten inschatten wat er ons in de toekomst zal overkomen, én daarop voorbereid proberen zijn. Helaas zullen we pas echt zeker zijn hoe goed we bezig zijn, als het zover is…
(Als je meer wilt weten over het inschatten van toekomstig weer en klimaat, kan je daar in een eerdere blogpost van mij over lezen.)