Door geluidsgolven uit te zenden en de weerkaatsing op te vangen, lokaliseren dolfijnen en vleermuizen obstakels, prooien en soortgenoten. Maar de dieren zwemmen of vliegen vaak in groep. Hoe negeren ze elkaars signalen?
Bij actieve echolocatie zendt een dolfijn of vleermuis een geluidsgolf uit. Die golf (die trouwens onhoorbaar is voor de mens) kaatst terug op obstakels en wordt weer opgepikt door de verzender. Uit de tijd tussen verzenden en ontvangen kan de dolfijn of vleermuis uitmaken hoe ver het dier zich van een obstakel bevindt.
Maar dolfijnen zwemmen vaak in kolonies, en ook vleermuizen vliegen vaak in groep. Hoe zorgen de individuele dieren er dan voor dat hun eigen signalen niet verstoord worden door dat van soortgenoten? Interferentie, waarbij golven elkaar versterken of verzwakken (afhankelijk van het faseverschil), ligt immers altijd op de loer.
Amerikaanse biologen hebben het gebruik van sonar grondig onderzocht, zowel bij dolfijnen als vleermuizen. Bij dolfijnen is het risico op interferentie klein, ontdekten ze. De zeezoogdieren sturen daarvoor te korte sonargolven uit, waardoor de kans dat twee ‘golftreinen’ elkaar kruisen verwaarloosbaar is.
Maar bij vleermuizen, merkten de vorsers, is die kans wel reëel – ook al omdat de vliegende zoogdieren veel langere golftreinen uitsturen. Wat bleek? Afhankelijk van de lengte van hun uitgestuurde sonargolven verlagen of verhogen vleermuizen de frequentie. Dankzij deze flexibele sonar verstoren ze elkaars echolocatie niet.