Het lijkt wel op een Romeins schouwspel in het Zoniënwoud: voor de ogen van een vrouwtje vechten twee mannelijke vliegende herten gewei tegen gewei uit wie de sterkste is. Hoewel zijn naam anders doet vermoeden gaat het hier niet om de alom bekende ‘Bambi’-soort, maar wel om de grootste kever van Europa.
De alsmaar groeiende verstedelijking zet druk op het vliegend hert. Larven van de soort zijn voor hun groei en ontwikkeling afhankelijk van rottend hout, maar in de stad is er alsmaar minder dood hout te vinden. Daarnaast zijn steden ook warmer en is er meer vervuiling aanwezig dan in natuurlijke gebieden. Er is al aangetoond dat een hogere temperatuur zorgt voor een snellere groei van de larven.
Sneller groeien is toch positief zou je denken? Hier ligt dit ietwat anders; een snellere groei zorgt ook voor kleinere kevers. Binnen de soort is het vrouwtje meestal kleiner dan het mannetje en beschikt ze niet over een imposant gewei. Mannetjes onderling verschillen ook nog in grootte en hier ben je als kleinere kever in het nadeel. Om een vrouwtje aan de haak te kunnen slaan, zal je namelijk moeten vechten met heel wat andere geïnteresseerden, en een grotere tegenstander til je niet zomaar van zijn poten.
Maar wat als het ook anders kan? Wat als er niet gevochten dient te worden om tot bij een potentiële partner te geraken? Bij bepaalde keversoorten is namelijk ontdekt dat kleinere mannetjes ‘James Bond’ gewijs langs grotere soortgenoten sluipen om vervolgens met het vrouwtje te paren. In plaats van pure kracht wordt er hier dus meer gefocust op behendigheid en intelligentie. De vraag of soortgelijk gedrag ook aanwezig is bij het vliegend hert zal de insteek worden van mijn toekomstig onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel in samenwerking met het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.
Eerst en vooral wil ik kijken hoe de stad de larvale ontwikkeling beïnvloedt. Hiervoor zal ik larven doen opgroeien bij verhoogde temperaturen in hout met verhoogde stikstofgehaltes om op deze manier een stedelijke omgeving na te bootsen. Uit dit experiment zal moeten blijken of larven die opgroeien in een meer stedelijk milieu sneller groeien en uiteindelijk ook kleiner zijn.
Indien een kleinere kever zich gaat toeleggen op intelligentie en behendigheid in plaats van op het winnen van gevechten, dient hij best zijn energie anders te gaan verdelen binnen het lichaam. Aan de hand van microscopie en CT-scans zal ik onderzoeken of het lichaam van een kleine kever uit een stedelijk milieu verschilt van dat van een grote kever uit een natuurlijke populatie. In tegenstelling tot een zwakkere ontwikkeling van de imposante kaken verwacht ik vooral dat de vleugels, hersenen en antennes beter ontwikkeld zullen zijn in kleinere en stedelijke kevers.
In een terrarium zal ik mannetjes van verschillende groottes loslaten en meten hoe snel ze vrouwtjes vinden en of ze kiezen om te ‘vechten’ of te ‘vluchten’. Naast echte concurrenten gebruik ik ook 3D-geprinte kevers om te onderzoeken op welke lichamelijke eigenschappen van hun tegenstander mannelijke kevers het sterkst reageren. Dit alles zal tonen of larven die opgroeien in een stedelijke omgeving uiteindelijk verschillen in grootte, lichaamseigenschappen en gedrag en op die manier dus een andere paringsstrategie toepassen dan in het bos.
Kennis over de impact van de stad op het vliegend hert zal erg belangrijk zijn voor de bescherming van deze soort in de toekomst. Indien blijkt dat een stedelijke omgeving leidt tot een daling van de gemiddelde lichaamsgrootte, zullen na verloop van tijd de grote charismatische mannetjes verdwijnen en zal de biodiversiteit van de soort dalen. Maar hoe raar het ook klinkt, in deze daling kan ook de oplossing liggen. Indien we zien dat in een bepaald gebied kevers kleiner en kleiner worden, fungeert dit als een waarschuwing om actie te ondernemen. We moeten deze prachtige kever dus blijven monitoren om hem te mogen blijven bekijken.