Om dergelijke ideeën ook te bewijzen is een dozijn eieren van een handvol vogels echter onvoldoende, vonden Amerikaanse wetenschappers, en dus analyseren ze in een artikel in Science bijna 50.000 eieren van 1400 verschillende vogelsoorten.
Uit de studie blijkt dat het gemiddelde ei er niet uitziet als een kippenei, maar minder rond en minder symmetrisch is (dat wil zeggen dat de boven- en onderkant meer van elkaar verschillen – langs hun lengteas zijn alle eieren namelijk symmetrisch). Het meest gemiddelde ei blijkt dat van de gestreepte prinia, het rondste dat van de nogal verwarrend genaamde Zuid-Aziatische valkuil.
Maar waarom zijn de eieren van uilen bijna rond, en die van kiwi’s quasi perfect symmetrisch? Uit de analyse blijkt dat de afmetingen van het ei, niet echt verrassend, bepaald worden door het lichaamsgewicht, het aantal eieren, het dieet en de mate waarin kuikens al voor zichzelf kunnen zorgen. De vorm daarentegen blijkt behalve door de afmetingen bepaald door... het vliegvermogen.
Vogels met spitsere vleugels, die langer en vaker vliegen, leggen eieren die minder symmetrisch en minder rond zijn. Dat komt, denken de wetenschappers, omdat goede vliegers een meer gestroomlijnde lichaamsbouw hebben, waarin minder ruimte overblijft voor kloeke eieren. Ronde, symmetrische eieren vereisen voor eenzelfde volume een bredere doorgang dan asymmetrische.
Deze zienswijze wordt geïllustreerd door de eieren van vogels die zelden vliegen, zoals onze kip, maar ook de eerder ronde eieren van de struisvogel of de erg symmetrische eieren van de casuaris. Pinguins daarentegen leggen wel asymmetrische eieren, maar die zijn sterk gestroomlijnd om te ‘vliegen’ onder water. En de valkuil? Dat is een typische uil: erg wendbaar, maar ook nogal plomp.