Het bruto binnenlands product wordt wereldwijd gebruikt om aan te geven hoe goed een land presteert. Maar het zegt niets over andere indicatoren van de levenskwaliteit in een samenleving. De obsessie met één enkele parameter moet plaats maken voor een waaier van indicatoren.
Meer dodelijke hittegolven en verwoestende bosbranden, oprukkende tropische ziektes en grotere voedselonzekerheid. De grootste bedreiging voor de volksgezondheid in de 21ste eeuw is niet een microscopisch klein virus, het zijn de gevolgen van de klimaatverandering.
De doelstelling van het Akkoord van Parijs klonk vijf jaar geleden vrij helder: de opwarming tegen 2050 onder 1,5 graden houden. Over de weg ernaartoe en de scenario’s die ons wachten als we falen, is er onder experts minder eensgezindheid.
Elke crisis is een opportuniteit, luidt het cliché. Hebben de recente lockdowns, met een plotse afname van het transport en de industriële activiteit, een positieve impact op de CO2-uitstoot? Die is er zeker, maar hij remt amper de opwarming. Om het tij te keren is een krachtig herstelbeleid nodig. Een beleid dat de kaart trekt van hernieuwbare energie, grote renovatieprojecten en duurzame mobiliteit. De vraag is of overheden in crisismodus een radicaal andere weg durven in te slaan.
Het bbp-denken werd een mantra, met winstmaximalisatie als opperste streefdoel
Economische groei en klimaatmaatregelen leken lange tijd moeilijk verenigbaar. Dankzij het streven naar groei, meestal gemeten aan de hand van het bruto binnenlands product (bbp), nam in het Westen de welvaart na de Tweede Wereldoorlog enorm toe. Het ideaal van de verzorgingsstaat kwam binnen handbereik: een rechtvaardige samenleving waarin de overheid voor het welzijn van de burger zorgt.
Maar vanaf de jaren 1980 verdween, vooral in de Angelsaksische wereld maar ook bij ons, het sociale op de achtergrond. In tal van domeinen werd de rol van de overheid teruggeschroefd. Het bbp-denken werd een mantra, met winstmaximalisatie als opperste streefdoel. Het leidde tot verdere deregulering en privatisering, grotere ongelijkheid en finaal tot de implosie van het bankensysteem in 2008. Machteloze overheden stonden erbij en keken ernaar. Zoals ze dat ook al een tijdje doen bij de opwarming van de aarde.
In de nieuwe Eos grijpt Amerikaans econoom en Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz de coronacrisis aan om zijn pleidooi om welvaart anders te meten kracht bij te zetten. Het land met het hoogste bbp ter wereld, de Verenigde Staten (20 biljoen dollar, 65,1 dollar per capita), kreeg het aantal covid-19-slachtoffers maar niet onder controle. Tegelijk viel in een ‘arm’ land als Vietnam (2,5 dollar per capita) de eerste covid-dode pas eind juli.
De obsessie met één enkele parameter – de financiële – moet plaats maken voor een waaier van indicatoren
Onder de ‘rijke’ landen neemt Nieuw-Zeeland (41,9 dollar per capita) een aparte positie in, met een twintigtal doden op een bevolking van circa 5 miljoen inwoners. Het land nam in 2019 officieel welzijnsindicatoren op in haar overheidsbudgetten. Dat is volgens economen als Stiglitz de juiste weg. In plaats van exclusief te focussen op materiële welvaart, moeten zowel overheden als burgers meer aandacht schenken aan gezondheidszorg, onderwijs, vrije tijd, gelijkheid, milieu en veiligheid. De obsessie met één enkele parameter – de financiële – moet plaats maken voor een waaier van indicatoren.
Waarom moet het binnenlands nationaal product worden onttroond? En wat zijn de alternatieven en hoe integreren we die indicatoren het best in onze besluitvormingsprocessen? Je leest het nu in Eos magazine, vanaf vandaag te koop in de winkel of op www.tijdschriftenwinkel.be.