Wintersport: nefast voor de natuur
14 januari 2015 door ITSkiën verhoogt het risico op drinkwatertekorten en aardverschuivingen, en verandert een bloemrijke alpenwei in een desolaat maanlandschap. Moeten de latten de kast in?
Skiën verhoogt het risico op drinkwatertekorten en aardverschuivingen, en verandert een bloemrijke alpenwei in een desolaat maanlandschap. Moeten de latten de kast in? Misschien niet, want er wordt aan ecologisch verantwoord skiën gewerkt.
In september 1864 sloot de Zwitserse hotelier Johannes Badrutt een weddenschap af met vier Britse zomergasten: hij nodigde hen uit om ook de winter in Sankt Moritz door te brengen. Beviel het hen niet, dan zou hij hun reiskosten terugbetalen. De Britten kwamen, ontdekten in de bergen een prachtige witte wereld en bleven tot Pasen 1865. De eerste steen voor het wintertoerisme was gelegd.
Honderdvijftig jaar later is wintersport in de Alpenlanden uitgegroeid tot een belangrijke economische speler. Tientallen miljoenen mensen komen er zich elk jaar uitleven op de latten. Maar terwijl een moegestresst mens van het wonderlijke glijgevoel en de tintelende berglucht geniet, staat hij er nauwelijks bij stil dat zijn welverdiende vertier druk uitoefent op de natuur. Wintertoerisme is namelijk big business en dat gaat niet altijd even goed samen met respect voor natuur en milieu. Dat de branche nu bovendien ook kampt met de gevolgen van de klimaatverandering en beperkte groeivooruitzichten heeft, maakt het nog delicater.
In theorie zijn bijna alle betrokkenen ervan overtuigd dat het groener en duurzamer moet. Hotels en resorts pakken uit met ecolabels, sommige wintersportdorpen zijn autovrij, er zijn skiliften met zonnepanelen, sneeuwkanonnen worden aangedreven met groene stroom en er wordt ijverig gerecycled. ‘Makkelijke maatregelen die voorbijgaan aan de echte problemen’, vindt hydroloog Carmen De Jong van de Université de Savoie (Frankrijk). ‘Niemand heeft het over sneeuw, bodem, waterhuishouding of plantenrijkdom. Terwijl dat de essentie is.’
De Alpen zijn een complex ecosysteem met specifieke microklimaten en niches. ‘Sommige planten groeien enkel op sneeuwarme en winderige richels; andere hebben juist een dikke sneeuwlaag nodig’, zegt Christian Rixen, bioloog aan het WSF, het Zwitserse Onderzoeksinstituut voor Bos, Sneeuw en Landschap. ‘Alpenplanten zijn erg gevoelig voor verstoring. En schade blijft lang zichtbaar.’
Het wetenschappelijk onderzoek is echter versnipperd, en winterstations zijn erg karig met informatie over watergebruik of geplande uitbreidingen. Gezien het economische gewicht is belangenvermenging tussen wetenschap en de skibranche niet ondenkbaar, volgens sommigen is het zelfs courant. Veel belanghebbenden doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is, maar intussen komen bepaalde knelpunten steeds duidelijker bovendrijven.
Knelpunt 1: Aanleg skipistes
De skisport kende, net zoals veel andere toeristische activiteiten, een explosieve groei tussen 1950 en 1980. Maar de echte schaalvergroting kwam pas daarna. ‘Sinds de jaren 1980 wordt er brutaler gebouwd’, zegt Meinhard Breiling, landschapsarchitect aan de Technische Universiteit Wenen. ‘Rotsen en stukken berg worden met explosieven opgeblazen, bulten worden geëffend. Als je veel toeristen uit pakweg de Lage Landen wilt aantrekken, zorg je voor meer brede en makkelijke pistes, in plaats van uitdagende buckelpistes.’ Zulke ‘autosnelwegpistes’ blijven vandaag de norm, ook omdat egale vlaktes vlotter met kunstsneeuw bedekt kunnen worden.
Brede pistes, waarvoor rotsen worden opgeblazen, zijn nog steeds de norm
Ondanks protest van natuurverenigingen wordt er in heel wat gebieden nog uitgebreid. Meinhard Breiling: ‘In Tirol zijn de natuurbeschermingswetten een paar jaar geleden nog versoepeld, om meer pistes in hogere gebieden te kunnen aanleggen.’ Die tendens lijkt zich in alle Alpenlanden door te zetten: de onvoorspelbare winters maken skiën onder de 1.500 meter steeds onzekerder, dus zoeken resortmanagers hun heil hogerop.
‘Voor dieren betekenen skipistes niet alleen een verlies en versnippering van hun habitat. Wellicht werken ze ook als geografische barrières’, stelt bioloog Antonio Rolando van de Universiteit van Turijn. ‘Vogels vermijden de abrupte grens tussen bomen en pistes, die ook zichtbaar is in de zomer. We hebben vastgesteld dat verschillende vogelsoorten op skipistes én in aangrenzende bossen, weiden of grasvlaktes zeldzamer worden.’ Dat is onder meer zo voor de steenpatrijs, de alpenkraai en de rode rotslijster in de hogere zones. Andere dieren doen echter hun voordeel: de alpenkauw en de vos, beide niet bedreigd, worden vaker in de drukbewoonde Alpendorpen en -stadjes gesignaleerd.
Toekomst
Of er nog meer skipistes komen en of daarbij rekening wordt gehouden met gevoelige zones en zeldzame soorten, zal afhangen van de maatschappelijke discussie. Waar liggen de prioriteiten? Zijn economische en ecologische belangen te verzoenen? Is er interesse voor ‘ecologische’ skigebieden, zoals er biologische voeding is gekomen?
De expansie van skigebieden naar hogere regio’s zal niet alleen het risico op erosie verhogen, maar maakt de kans ook groter dat er meer kleine en extreem gevoelige ecosystemen worden geraakt.
Er lopen intussen veelbelovende experimenten met ‘eilandjes’ van natuurlijke begroeiing, turf of houtafval op skipistes. Dieren maken daarvan gebruik om de pistes over te steken. Ook een geleidelijke overgang tussen bossen en pistes, bijvoorbeeld met struikgewassen, kan helpen.
Knelpunt 2: Skiërs en snowcats
Uiteraard oefenen ook wintersporters én de snowcats die de pistes klaarmaken invloed uit op ondergrond en omgeving. Afgezien van het stevige brandstofverbruik (20 à 30 liter per uur of tot 250 liter per 100 km) van de snowcats lijkt die impact al bij al verteerbaar. ‘Tot in de jaren 1980 leidde de wintersport niet tot ernstige verstoringen van ecosystemen’, zegt Luise Ehrendorfer-Schratt, docent plantkunde en biodiversiteit aan de Universiteit Wenen. ‘Er werd immers niet zo extreem met zware machines geëgaliseerd en er waren geen sneeuwkanonnen. Je had enkel de mechanische impact van ski’s of snowcats en die invloed is beperkt.’ Ski’s, snowboards en snowcats persen de sneeuw stevig samen, wat de isolerende eigenschappen wijzigt. Christian Rixen: ‘Een onberoerde, natuurlijke sneeuwlaag van 70 centimeter houdt de temperatuur in de bodem rond de 0 graden Celsius, in permafrostgebieden op -2 tot -3 graden. Gecomprimeerde sneeuw isoleert echter maar half zo goed als natuurlijke sneeuw. Dat zorgt voor grote temperatuurschommelingen in de onderliggende bodem met uitschieters tot -15 graden.’
Dat heeft gevolgen: de bodemsamenstelling verandert, er is rechtstreekse vorstschade aan bepaalde planten en de sneeuwlaag smelt later af, waardoor de bloeitijd later komt. Daar komt nog bij dat latten en sneeuwtuigen wortels, takjes en knopjes kunnen beschadigen bij een dunne sneeuwlaag. ‘Door de uitgestelde bloeiperiode staan er midden in de zomer nu meer bloemen op de pistes dan vroeger. Dat trekt ook meer vlinders aan’, zegt Antonio Rolando. Een positieve noot? Niet helemaal. ‘De diversiteit van de bloemen én de vlinders is minder groot dan op traditionele alpenweiden.’ Toch blijkt die schade al bij al omkeerbaar: in gebieden waar skipistes in de jaren 1980 werden gesloten, is dat nu nauwelijks meer aan de begroeiing te zien.
Toekomst
Nu al een teer punt en het belang zal alleen maar toenemen: worden de skipistes buiten het winterseizoen opnieuw beplant? Gebeurt dat met de juiste begroeiing en techniek? Volgens de wetenschap luistert dat erg nauw en moet er gewerkt worden met een uitgekiende mix van zaaigoed (zoals planten die geschikt zijn voor die hoogte) en moet het aanbrengen met de juiste techniek gebeuren. Ecologisch gezien is een snelle, volledige bedekking niet het doel, wel de juiste diversiteit. En dat vraagt veel tijd en moeite. In lagere gebieden lukt heraanleg al bij al nog vrij vlot, maar boven de 1.600 meter is dat allesbehalve evident.
Knelpunt 3: Sneeuwkanonnen en kunstsneeuw
Halfweg de jaren 1980 maakten sneeuwkanonnen hun entree in de Alpen. Vandaag zijn ze in bijna elk skigebied standaard aanwezig, in de zuidelijke Alpen wordt zelfs 70 tot 100 procent van de pistes met kunstsneeuw bedekt. Ook elders is er nauwelijks een volledig natuurlijk sneeuwtapijt te vinden, behalve in een handvol kleine skistations die zich de investering niet konden permitteren.
De infrastructuur bestaat niet alleen uit ingenieuze toestellen, er worden ook waterreservoirs (capaciteit tot 400.000 kubieke meter) en een netwerk van leidingen aangelegd. De explosieve groei van kunstsneeuw is toe te schrijven aan de klimaatverandering en aan de scherpere concurrentie binnen de sector.
Kunstsneeuw is een tweesnijdend zwaard: de extra sneeuwlaag beschermt tegen schade door skiërs en snowcats en zorgt voor een betere isolatie, maar ze is ook zwaarder, bevat andere mineralen en stelt de dooiperiode uit. Sneeuwkanonnen vreten bovendien stroom en vooral water. Een deel van dat water gaat onderweg bovendien verloren door verdamping (onder andere bij stockage in de reservoirs en tijdens de sneeuwproductie), soms ook door lekken in de aanvoerleidingen. Sommigen noemen het verlies verwaarloosbaar, maar andere wetenschappers schatten dat er 30 procent verdwijnt.
‘De technologie is niet meer weg te denken uit de sector’, vindt Meinhard Breiling, ‘maar uiteindelijk hangt alles af van hoe, waar en wanneer je kunstsneeuw gebruikt. Hoe dan ook verbruiken sneeuwkanonnen veel water. Hoeveel? Er zijn geen publieke gegevens of normen voor de aanmaak van sneeuw. Elk skigebied bepaalt dat zelf en beschouwt dit als bedrijfsgeheim. Als ze veel water verbruiken, zullen ze dat niet aan de grote klok hangen.’
Europese normen bepalen dat een minimum resthoeveelheid water behouden moet worden. Maar Carmen De Jong kent in Frankrijk meer dan één geval waar dat met uitzonderingsmaatregelen wordt omzeild.
Nog een heikel punt is volgens De Jong de oorsprong van dat water. ‘Officieel zegt men dat er alleen neerslag en water uit nabije stromen wordt gebruikt. Maar dat volstaat niet altijd. Veel wintersportoorden zijn kunstmatig ingeplante satellieten waar toeristen kwistig met water omspringen – ook al die zwembaden moeten gevuld blijven. Op sommige plekken is er in de winter een drinkwatertekort. Dan wordt er extra grondwater opgepompt of water aangevoerd uit andere gebieden die kilometers verder liggen.’ Dat water komt na de dooi in de kringloop terecht, en het verschilt grondig van het oorspronkelijke water in dat gebied. De watercocktail bevat een heel andere mineralenmix en andere bacteriën. Bovendien worden er bij de aanmaak van kunstsneeuw soms additieven toegevoegd (die al dan niet zijn toegestaan). Die ‘besmette’ watermix kan het plaatselijke microklimaat en de oorspronkelijke vegetatie grondig verstoren.
Op skipistes en in aangrenzende bossen worden vogelsoorten zeldzamer
Los daarvan heeft kunstsneeuw ook andere fysische eigenschappen dan natuurlijke sneeuw: er worden kleine ijsbolletjes gevormd in plaats van sneeuwkristallen, bijgevolg is de dichtheid veel hoger. Kunstsneeuw is ongeveer vier keer zo zwaar als natuursneeuw. Dat zorgt niet alleen voor grotere druk op de ondergrond, maar ook voor een uitstel met enkele weken van het smeltproces in de lente. Daarom wordt kunstsneeuw soms aan de rand van gletsjers aangebracht om het afsmelten ervan af te remmen. Elders beïnvloedt kunstsneeuw echter de bloeiperiode van bepaalde planten. En er is nog een lastige kwestie: omdat kunstsneeuw een grotere dichtheid heeft, levert die dubbel zo veel smeltwater op als natuurlijke sneeuw. Dat kan na de winter tot wateroverlast leiden, wat in erosiegevoelige gebieden extra precair is.
Toekomst
Veel wetenschappers pleiten voor meer transparantie over het waterverbruik en de gebruikte waterbronnen. Ook een beperkter en doordachter gebruik van kunstsneeuw – slechts enkele zones en enkele periodes – lijkt geen overbodige luxe. Voor bewuste wintersporters zou een duidelijke aanduiding van pistes met natuurlijke en met artificiële sneeuw handig zijn.
De onvoorspelbaardere winters zullen de tendens naar meer sneeuwkanonnen op nog hogere gebieden wellicht verder aanmoedigen. Investeren in sneeuwkanonnen in lagere gebieden (- 1.500 meter) is economisch ook riskanter, omdat je geen sneeuw kunt produceren bij hoge luchttemperaturen. Technisch worden pogingen ondernomen om sneeuwkanonnen zuiniger en stiller te maken. Interessant klinkt de Dendrite Generator die Meinhard Breiling met een Brits bedrijf en de Staatsuniversiteit van Moskou heeft gepatenteerd: hierbij worden kristallen gemaakt die identiek zijn aan natuurlijke sneeuw. Het project is nu op zoek naar investeerders.
Knelpunt 4: Zomeronderhoud
Bij de aanleg van skipistes en het onderhoud in de zomer worden tegenwoordig zware machines – graders – ingezet, om het terrein te egaliseren. Dat is behoorlijk destructief voor de bodem: die wordt compacter, de samenstelling verandert en het absorptievermogen wijzigt. Christian Rixen: ‘Grading leidt tot vijf keer meer kale grond, wat de bodem erosiegevoeliger maakt. Bovendien wordt de toestand bij onderhoud elk jaar erger, zelfs met pogingen tot heraanleg van begroeiing.’
Een minimumonderhoud met heraanleg is essentieel om de erosie in te dijken, maar het gebeurt niet overal of niet altijd correct. Wie een hooggelegen skigebied in de zomer bezoekt, kan vaststellen wat voor onaantrekkelijke maanlandschappen dit oplevert. Erosie is echter meer dan een visuele stoorfactor. Het verhoogt het risico op aardverschuivingen en modderstromen bij zomerse neerslag.
Christian Rixen: ‘De combinatie van skiërs, snowcats, kunstsneeuw en graders zorgt ervoor dat er op skipistes zichtbaar minder planten groeien en dat de biodiversiteit achteruitgaat. Soms gaat dat ten koste van beschermde planten. Maar er zijn ook voorbeelden waar die planten wel nog op pistes groeien. Als je verder kijkt dan de pistes alleen, blijkt er in volledige skigebieden niet minder begroeiing of minder biodiversiteit te zijn.’ Op zich dus nog geen drama, al valt er over het esthetische aspect te discussiëren.
Carmen De Jong ziet door de gecombineerde impact van skiërs, snowcats en artificiële sneeuw vooral kwalijke gevolgen voor de bodemgesteldheid en -samenstelling: ‘Het zorgt voor extra grote druk, waardoor de bodemsamenstelling grondig verandert (lagere zuurgraad, minder stikstof en koolstof). Daarnaast vindt er een consolidatie plaats, die de bodem tot vier keer minder doorlaatbaar maakt. Bij infiltratietests hebben we soms zelfs volledig ondoorlaatbare grond aangetroffen. Dat maakt skihellingen gevoeliger voor aardverschuivingen, modderlawines, erosie of het ontstaan van diepe geulen.’
Toekomst
Mikken op toeristen in elk seizoen kan een goede optie zijn. Economisch wordt het risico gespreid, nu het wintertoerisme door klimaatverandering en economische stagnatie onzekerder wordt. De investeringen in zomertoerisme liggen ook veel lager dan voor wintersport. Daarnaast kan dit lokale ondernemers stimuleren om erosie beter aan te pakken.
Voor de ondergrond en de begroeiing betekent het een enorm verschil of het onderhoud al dan niet met zware grading-machines gebeurt. Andere technieken om te effenen en struikgewas te verwijderen zijn in principe mogelijk.
Ecologisch skiën: hoe doe je dat?
Wintersport zonder impact bestaat niet, maar je kunt de gevolgen wel beperken, door niet te skiën als er weinig sneeuw ligt, bij freeriden natuurgebieden te respecteren, of door te kiezen voor een resort zonder sneeuwkanonnen. Volgende resorts pakken het ecologisch(er) aan:
* Dobratsch (Oostenrijk): in 2002 werd beslist niet te investeren in infrastructuur voor kunstsneeuw, nadat de rechtbank had geoordeeld dat de drinkwatervoorziening van de nabijgelegen stad Villach in het gedrang zou komen. Alle skiliften werden gesloten. Vandaag is Dobratsch een populaire bestemming voor zomertoerisme én voor wintersport: je kunt er langlaufen, wandelen met sneeuwschoenen, snowkiten en toerskiën (op eigen spierkracht).
* Planner Alm en Unterberg (Oostenrijk): kleine skigebieden die enkel kiezen voor natuurlijke sneeuw.
* Schatzalp, Les Marécottes, DISENTIS-Sedrun (Zwitserland): gebieden met natuurlijke sneeuw. Nax Mont Noble en La Forclaz werken pistes indien nodig wel bij met enkele sneeuwkanonnen.
* Lans en Vercors (Frankrijk): spant zich meer dan gemiddeld in om de impact op het landschap te beperken, maakt werk van heraanleg van begroeiing, wil natuur en dierenleven zo goed mogelijk beschermen en beperkt zijn sneeuwkanonnen tot twee pistes.
* Info over bepaalde gebieden vindt u op www.skiaudit.info