Een clevere strategie laat boa constrictors en andere wurgslangen toe om tijdens het wurgen van hun prooi zelf te ademen.
Tijdens het wurgen zet een slang veel druk op de longen van zijn prooi, maar tegelijkertijd zet dit ook veel druk op de longen van de slang zelf. Uit nieuw onderzoek blijkt dat wurgslangen een ademtechniek hebben ontwikkeld die ervoor zorgt dat ze niet stikken tijdens het wurgen.
Anders dan zoogdieren hebben slangen geen middenrifspier om het longvolume te reguleren. In de plaats ademen ze door een reeks spieren rond hun extreem lange ribbenkast te activeren. Maar wanneer ze een prooi wurgen, worden die spieren gehinderd. Hoe slangen er dan in slagen om zelf nog te ademen, bleef lang een open vraag.
In de hoop daar een antwoord op te vinden, voerde een team van biologen aan de Amerikaanse Brown University een serie experimenten uit op boa constrictors. Om het wurgproces zo goed mogelijk na te bootsen, bonden de onderzoekers de bandjes van bloedrukmeters rond de borst van de slangen. De borst kon daardoor niet uitzetten. De reptielen kregen ook kleine maskers op hun snuit om hun ademhaling te controleren.
De wetenschappers stelden vast dat wurgslangen hun ribspieren afzonderlijk van elkaar kunnen bewegen. Ook tijdens het wurgen kunnen ze dus minstens een deel van de spieren aanspreken. Kleine delen van de longen komen vrij en werken als een soort pomp: ze zuigen lucht uit de geknelde delen. De onderzoekers vermoeden dat die eigenschap al heel vroeg is geëvolueerd bij wurgslangen, zodat ze aanvankelijk nog grotere prooidieren konden inslikken.
Beeld: Shutterstock