Zo fotografeert u bloemetjes en bijtjes
11 maart 2016 door JGMacrofotografie, heel gedetailleerde close-ups van bloemen over insecten tot dauwdruppels, lijkt op het eerste gezicht iets voor specialisten. Toch kan je ook als beginner al snel knappe resultaten boeken, en dat zonder speciaal materiaal aan te schaffen.
Wat er nu precies onder de noemer macrofotografie valt en wat niet, daar is niet iedereen het over eens. In de tijden van de analoge fotografie was de regel nog eenvoudig: het onderwerp moest op ware grootte of groter worden vastgelegd op de 35-millimeterfilm. Met andere woorden: een insect van een halve centimeter groot moest ook met die afmetingen op de fotofilm worden geprojecteerd.
Maar met digitale fotografie kwamen er beeldsensoren in allerlei vormen en maten, en de zogenoemde een-op-eenregel is dus wat verwaterd. Macrofotografie wordt tegenwoordig in bredere zin gebruikt voor alle close-up- en detailfotografie. De populairste onderwerpen zijn insecten, bloemen en planten, maar macrofotografen experimenteren ook naar hartenlust met texturen, gerechten en allerlei minuscule voorwerpen.
Aan de slag
Om zelf te experimenteren heb je niet veel nodig. Vrijwel alle digitale compactcamera’s hebben een macromodus, vaak afgebeeld met een tulpicoontje. Die modus brengt meteen de lens in paraatheid en optimaliseert alle instellingen in de camera. Het is verrassend welke resultaten je al kunt boeken met de meest eenvoudige instapcamera.
Het nadeel is dat je meestal wat controle verliest over de manuele instellingen. Zo kun je de scherptediepte meestal niet regelen door het diafragma in te stellen. Wil je echt volop experimenteren, dan is een spiegelreflexcamera vaak de betere optie. Veel standaard zoomlenzen beschikken over een aparte instelling voor macrofotografie, maar je kunt ook opteren voor een macrofilter. Die schroef je gewoon vooraan op je lens, waar hij werkt als een bril en het object met een bepaalde factor vergroot.
Wil je echt de beste beeldkwaliteit, dan kies je beter een gespecialiseerde macrolens. In tegenstelling tot standaard lenzen kun je daarmee op veel kortere afstand scherpstellen, soms zelfs tot enkele centimeters voor de lens. Macrolenzen geven ook minder afwijking bij een korte brandpuntsafstand en zijn meestal erg lichtgevoelig.
Macrolenzen zijn vaak prijzig, maar gelukkig evolueren ze technologisch gezien niet erg snel. Je kunt dus best een tweedehands exemplaar overwegen. Opteer voor een objectief met een groot aantal lamellen in het diafragma om de onscherpe beelden in de achtergrond mooier te maken, en kies indien mogelijk voor een stille focusmotor om insecten niet weg te jagen.
Scherpzinnig
Het moeilijkste aan macrofotografie is je scherpte controleren. Omdat je zo dicht bij je onderwerp zit en het diafragma wijd open staat, is de scherptediepte erg nauw en is het soms moeilijk om je hele onderwerp scherp te krijgen. Erger is dat de kleinste beweging van jou, je camera of je onderwerp meteen resulteert in een onscherpe foto.
Een statief is daarom onontbeerlijk: zo bepaal je niet alleen heel nauwkeurig je focus, je sluit ook uit dat de camera beweegt tijdens het afdrukken. Bovendien kun je zo een langere sluitertijd kiezen, met een iets grotere scherptediepte als gevolg.
Fotografeer je insecten, dan hou je het best voldoende afstand en kies je dus voor een lens met een langere brandpuntsafstand. Geduld is cruciaal, maar ook de keuze van het moment: in de ochtend moeten insecten nog opwarmen voor ze kunnen vliegen en is de kans dus groter dat ze stil blijven zitten. Ook net na een regenbui is het iets makkelijker: de dieren moeten dan eerst drogen, en de druppels vormen een extra element in je foto.