Benodigdheden: een beetje klei, een metalen buisje, een oven, een hogedrukpan, en natuurlijk stukjes plant of dier.
Fossielen zijn doorgaans miljoenen oud: ze zijn het resultaat van droogte, warmte, druk en chemische reacties aanwezig in de ondergrond. Amerikaanse paleontologen hebben dat proces nu nagebootst in hun laboratorium. Met succes, want hun zelfgemaakte fossielen zijn quasi niet te onderscheiden van échte specimens.
De onderzoekers namen kleine stukjes dierlijk en plantaardig materiaal – vogelveer, hagedispoot en boomblad, om precies te zijn – die ze vervolgens persten in piepkleine kleitabletjes, ter grootte van een muntstuk van 10 eurocent. Die staken ze dan als pastilles in een metalen buisje, waarna ze dit in een oven plaatsen bij tweehonderd graden. Tijdens de bakbeurt zetten ze het buisje en de klei ook nog eens onder grote druk. Na 24 uur lieten ze de klei afkoelen. Daarna gingen ze op fossielenjacht.
Bij de analyse van de ‘fossielen’ vonden de vorsers geen zacht organisch materiaal meer (zoals het hoort) maar wel harde botstructuren en ook melanosomen, eveneens harde structuren die melanine bevatten – de stof die kleur geeft aan de schubben van de hagedis en aan de veren van vogels. Beide teruggevonden stoffen zijn ook vaak aanwezig in echte fossielen. Bovendien vertoonden de nepfossielen een zwarte glans alsof ze verkoold waren.
Het is natuurlijk niet de eerste keer dat wetenschappers het fossiliseringsproces proberen na te bootsen. Bij eerdere pogingen hoopten de restanten van de afgebroken biomoleculen zich echter op in de openingen binnenin het metalen buisje. Door klei te gebruiken zorgden deze paleontologen ervoor dat de afbraakproducten ‘natuurlijk’ konden migreren doorheen de klei.