Minder dan vijf procent van de olifanten in gevangenschap sterft aan kanker. Nochtans leven olifanten lang en telt hun lichaam veel meer potentiële kankercellen dan het onze. In het vakblad Cell Reports melden Amerikaanse wetenschappers hoe ze dat aan deels aan bijzondere genen te danken hebben.
Eerder ontdekten de onderzoekers dat olifanten twintig kopieën bezitten van het zogenoemde tumorsuppressorgen p53. Dat helpt bij het detecteren van DNA-schade en doet ontspoorde cellen afsterven. Zo voorkomt het onbeperkte celdeling en het ontstaan van tumoren. Mensen hebben maar één kopie van p53.
Bij verder onderzoek werd de aandacht van de wetenschappers getrokken door het zogenoemde pseudogen LIF6. Pseudogenen zijn ietwat gewijzigde kopieën van een gen die niet langer actief zijn. ‘We verwijzen er ook wel naar als ‘dode genen’’, zegt onderzoeker Vincent Lynch (University of Chicago). Maar LIF6 was helemaal niet dood. ‘Dit ‘zombiegen’ is opnieuw tot leven gekomen. Het wordt geactiveerd door p53. LIF6 maakt een eiwit dat de mitochondriën in een cel met DNA-schade vernietigt. Door de energiecentrales van de cel lam te leggen, sterft de cel.’
Marmot
De wetenschappers bekeken ook het genoom van met olifanten verwante soorten zoals zeekoeien, mammoeten en klipdassen. Het lijkt erop dat LIF6 zo’n 25 à 30 miljoen jaar geleden opnieuw actief is geworden, het moment waarop de voorouders van de moderne olifant - toen nog het formaat van een flinke marmot - groter begonnen te worden. Toen ontstond als gevolg van een mutatie een soort genetische schakelaar, die p53 toeliet LIF6 te activeren.
Groot zijn heeft voordelen, zoals minder natuurlijke vijanden. Keerzijde is dat grotere dieren meer cellen hebben en dus ook meer kans dat het bij een celdeling fout loopt en er kanker ontstaat. Volgens de onderzoekers heeft LIF6 de groei van olifanten mee mogelijk gemaakt.