Een halve eeuw geleden was waterbeheer gebaseerd op controle. Beken werden rechtgetrokken en opgestuwd, tot ze niet meer leefden. Volgens het huidige inzicht moeten waterlopen opnieuw kunnen meanderen. Maar niet iedereen is even blij met oncontroleerbare beken.
Dit artikel verscheen in oktober 2021 in Eos.
Foto's: Ilse Boeren.
‘Pas op dat je er niet in valt!’, waarschuwt Ivo Terrens, ingenieur en waterloopbeheerder bij de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). De oever gaat een flinke meter steil naar beneden. Daaronder stroomt de Zwarte Beek. Ondanks haar naam en roestbruine kleur is deze beek in het Limburgse Lummen een van de zuiverste wateren van Vlaanderen, laat ik me vertellen. ‘Die bruine kleur is een gevolg van oxiderend ijzer in de bodem, niet van vervuiling’, zegt projectingenieur Werner Mennen.
In deze natte zomer staat het water in de beek behoorlijk hoog – genoeg om de telefoon in mijn tas te doen verdrinken als ik niet oplet. We kunnen nog net naast het eerste houten paaltje langs de oever, de volgende staan al te dicht bij het water. ‘Dat is het werk van de beek’, zegt Mennen. ‘Die paaltjes stonden vroeger een halve meter van de oever, en kijk nu eens.’ De Zwarte Beek is het grootste hermeanderingsproject van de VMM tot nu toe. Dertig bochten werden opnieuw uitgegraven, naar een kaart uit 1843. De aanvankelijk 2,5 kilometer lange Zwarte Beek kreeg er 900 meter bij.
‘Vlaanderen is erg vlak, en daarom meanderden de beken en rivieren hier van nature zowat allemaal’, legt Mennen uit. In tegenstelling tot bergrivieren, waarin water door het hoogteverschil snel stroomt, hebben beken in onze platte contreien maar weinig bewegingsenergie. Zigzaggend zoeken ze de weg van de minste weerstand. Een omgevallen boom, een steen op de oever of gewoon een hardere plek in de bodem zijn genoeg om het water te doen afbuigen.
Werner Mennen en Ivo Terrens bij de Zwarte Beek. Om ze opnieuw te doen meanderen, waren ingenieurs, watermodellen, oude kaarten en flink wat overleg nodig.
‘Zo begint het meanderingsproces. De beek baant zich een weg rond het obstakel, waarna de zwaartekracht het water weer naar beneden trekt, tot aan het volgende obstakel.’ In de loop der jaren slijt een beek de oever waar ze met kracht tegenaan botst steeds meer uit. De uitgeschuurde grond werpt ze op aan de andere kant, waar het water minder kracht heeft. Uiteindelijk kunnen er echte haarspeldbochten ontstaan.
In de jaren 1970 en ‘80 werden zowat alle beken en rivieren in Vlaanderen rechtgetrokken. ‘Zo’n meanderende beek had nadelen, vooral vanuit economisch oogpunt’, zegt Mennen. Ze nam bijvoorbeeld erg veel ruimte in en bleef niet op dezelfde plaats in de loop van de jaren.
Een meanderende beek stuwt het water ook op. ‘Vooral in de winter, wanneer ze vol water stond, zorgde dat voor natte voeten in het bovenstroomse gebied. Slecht voor de landbouwvelden’, zegt Mennen. ‘En voor de huizen die steeds dichter bij het water gebouwd werden’, vult Terrens aan. ‘Wanneer beken rechtgetrokken werden, werden meestal ook stuwen geïnstalleerd. De mensen wilden de hoeveelheid water in de beek kunnen controleren.’
Nuttige kronkels
Een andere kronkel van de Zwarte Beek. We lopen over de wal langs het water en doen een watersnip opschrikken. Beekjuffers en libellen zweven boven het water. Ook grote zwermen muggen laten zich horen en voelen. ‘Veenherstel’, staat op een bordje van Natuurpunt. Is dat de reden voor de hermeandering van de Zwarte Beek? ‘In ieder geval één ervan’, vertelt Mennen. ‘De hermeandering maakt deel uit van een natuurherstelproject. De vele bochten vertragen de drainage van de vallei en verhogen zo de grondwatertafel. De hogere watertafel houdt op haar beurt het veen nat.’
Een van de belangrijke factoren voor zuiver water is het zuurstofgehalte. ‘De waterkwaliteit van de Zwarte Beek is zoals gezegd niet slecht, maar ze moet zeker nog verbeteren. Hoe meer het water in contact komt met zuurstof, hoe beter het zichzelf zuivert van organisch materiaal als rottende bladeren of etensresten. De meanders zorgen voor diepe en ondiepe stukken, en voor stukken waar de beek sneller of net trager stroomt.’ Daardoor komt telkens een andere waterlaag in contact met de lucht, en komt er meer zuurstof in de beek terecht.
Naast proper water is het contact tussen de waterloop en de oevers erg belangrijk voor de biodiversiteit in en rond de beek. ‘Je ziet dat er andere planten groeien op de steile oever aan de buitenbocht dan op de flauwere oever aan de binnenbocht’, zegt Mennen. Ook in de beek ontstaan kleine zandbanken waarop planten kunnen groeien. ‘Nu is het net gemaaid, dat gebeurt nog één keer per jaar, maar je ziet dat er al flink wat begroeiing is opgeschoten.’
‘Vissen moet je echt leiden. Terugzwemmen om de doorgang naar paaigebied te gaan zoeken, dat mag je van zo’n dier niet verwachten’
De planten zuiveren het water omdat ze stikstof en fosfor als voedingsstoffen opnemen. Bovendien voorzien ze de dieren in en rond het water van plaatsen om te schuilen en te paaien. Verder helpen ze de stroomsnelheid verder te verlagen. Zo dragen ze bij aan de verhoging van de watertafel.
Nog een belangrijke reden voor de hermeandering is vismigratie. Al in de jaren 1990 werd duidelijk dat al die rechtgetrokken en opgestuwde beken een groot probleem creëerden. ‘Doordat ze niet voorbij de stuwen konden, geraakten de vissen niet meer tot in hun paaigebieden’, zegt Terrens. ‘Ze konden zich niet meer voortplanten.’
In 1996 beslisten politici daar iets aan te doen. Er kwam een verordening die stelde dat vissen tegen 2010 in alle stroomgebieden van de Benelux vrij moesten kunnen migreren. Terrens: ‘Ineens moesten we oplossingen vinden om de vissen langs de bestaande stuwen heen te leiden. En voortaan moesten we bij waterbouwwerken rekening houden met de natuur.’
Visvriendelijk
Achter de lintbebouwing langs de Kempense steenwegen rond Hoog-straten ligt een onvermoed landschap: oude hoeves met Engelse tuinen en afsluitingen uit kastanjehout. Weiden, maisvelden en aardbeienserres. En smalle stroken bos met ‘visvriendelijke’ riviertjes, zoals de Mark en de Weerijs. Die noemer gaat lang niet voor elke rivier in België op. Ervoor zorgen dat vissen stroomopwaarts kunnen zwemmen in een beek met stuwen gaat namelijk niet zonder slag of stoot. Het maakt dat er nog veel werk is voor Terrens en zijn collega’s, ook ruim ná 2010.
De mogelijkheden om van een half kanaal weer een kabbelende beek met vissen te maken zijn blijkbaar legio. In de valleien van de Mark en de Weerijs zien we een hele catalogus aan ‘vistrappen’: drempelachtige constructies in de ene helft van de stuw, kleine halve cirkels van beek rond de stuw, maar ook grote lussen die als zijbeekjes verdwijnen achter een maisveld en weer zichtbaar worden vanaf de weg naast een koeienwei.
Duiken verder nog op: betonnen damplanken, hopen natuursteen, houten balken, omgevallen bomen … Op een enkele plaats werd de stuw ook helemaal vervangen door verschillende treden in de rechtgetrokken beekbedding zelf.
Hoe de vistrappen precies worden aangelegd, hangt af van welke mogelijkheden ingenieurs ter plaatse zien. Maar altijd hebben ze de levenswijze van vissen in het achterhoofd. ‘De bedoeling is dat je het ‘hoogteverschil’ voor en na de stuw overbrugt in stappen van maximum 8 centimeter. Hoger kunnen kleine vissen niet in een keer overwinnen’, licht Terrens toe.
‘Verder moeten de treden van de trap V-vormig in de rivier zitten en ergens in het midden moet er een echte doorgang zijn, tot op de bodem. Het water mag niet vallen, maar moet in een continue laag over de treden stromen. Kijk daar, zie je die mooie golfbeweging?’
‘Vissen kunnen niet redeneren, ze volgen gewoon een geur’, zegt Terrens. In het slechtste geval volgen ze die geur tot ze voor de stuw ’staan’ en niet meer verder kunnen. ‘Vissen ruiken waar hun paaigebied is. Wanneer je een omweg rond een stuw legt, moet de lokstroom sterk genoeg zijn. Je moet er dus voor zorgen dat die omweg voor de vissen ruikt als de stroom die ze moeten volgen. Daarom moet er genoeg water in de omleiding zitten.’ De omleiding ligt het liefst juist stroomafwaarts van de stuw. ‘Terugzwemmen om de doorgang te gaan zoeken, dat mag je van een vis niet verwachten.’
Aftakking stroomafwaarts van een stuw op de Mark: links gaat het water naar de molen, rechts naar de vispassage.
Natuur versus water
Af en toe komt de waterbouwkundig ingenieur in Ivo Terrens naar boven. ‘Op veel plaatsen betekent de aanleg van een vispassage dat de helft van het debiet van de beek weglekt. Je kunt je dan de vraag stellen of er boven de stuw nog genoeg overblijft.’ Zo wordt de lokstroom een lekstroom. Want, laten we eerlijk zijn, die stuwen staan daar natuurlijk niet voor niets.
In de meeste gevallen dienen ze voor de landbouw, toch op de onbevaarbare waterlopen. ‘Het weinige water in de zomer willen de boeren tegenhouden om hun velden te kunnen irrigeren. In de winter moet het teveel zo snel mogelijk afgevoerd worden om de velden te draineren. De stuw gaat dan helemaal open.’ Soms leiden ook watermolens tot discussies. ‘Verschillende oude molens zijn onlangs opnieuw gaan malen. Dan is het altijd wat schipperen.’
Stuwen wegnemen en de beek opnieuw haar ding laten doen, zoals in de Zwarte Beek, is dus lang niet overal haalbaar. ‘In de Mark hebben we tot nu weinig meanders kunnen aanleggen. We hebben weinig grond in handen en errond zijn veel boeren actief. Die zien een oncontroleerbare beek door hun maisakker niet echt zitten’, legt Terrens uit. ‘Maar we hebben hier nu wat gronden aangekocht, dus binnenkort komt daar verandering in.’
‘We moeten afspraken maken voor wanneer de stuwen open en dicht gaan’
In de Weerijs werd er helemaal in de beekbedding gewerkt, en zelfs daar moest op vraag van de buren nog wat veranderen. ‘De stuw die we vervingen door een vistrap in de waterloop was er om water vast te houden voor de landbouw. Maar onze vistrap bleek het water te veel op te stuwen in de winter. Daar hebben we dus al twee treden weggenomen.’
Werner Mennen vertelt dat de VMM op verschillende vlakken geluk had in de vallei van de Zwarte Beek. ‘Van een privé-eigenaar mochten we meanders aanleggen op zijn percelen. Bovendien zijn grote delen van de vallei in handen van Natuurpunt. Gelukkig is het water hier relatief proper en is het streefdoel natte natuur.’
Er is dus soms ook een conflict tussen natuur en water? Dat klinkt onwaarschijnlijk. ‘Toch is het zo. Veel Vlaamse waterlopen bevatten erg veel stikstof en fosfor. Wanneer die bij overstromingen in een schrale vegetatie terechtkomen, blijft daar natuurlijk niet veel van over. En wanneer in verdroogde natuurgebieden beschermde soorten staan die niet gedijen op een natte ondergrond … Tja.’
Hakken in het zand
Via de natuur komen we bij een andere vraag met weerhaken. Beschermt zo’n hermeandering ook tegen overstromingen? ‘Eigenlijk had je vorig jaar moeten komen kijken. De Zwarte Beek was de enige in de verre omgeving waar nog water in stond’, begint Mennen een beetje ontwijkend. Tegen droogte staat het nut van die meanders buiten kijf. Ze houden drainage van de bodem in de vallei tegen.
Dan gaat hij overtuigd verder. ‘De meanders zorgen er natuurlijk ook voor dat de piekdebieten bij hoogwater afgezwakt worden. Niet alle water gaat in sneltreinvaart naar benedenstroomse gebieden, een deel wordt in de vallei gebufferd en later traag afgevoerd.’
‘Maar bij extreem regenweer zoals in juli kan het opgestuwde water bovenstrooms wel huizen onder water zetten’, werpt Terrens tegen. Langs de oever van de kronkelende Zwarte Beek ontspint zich een lang gesprek tussen de burgerlijk ingenieur en de bio-ingenieur, waarin beeldspraak over verkeersremmers en vrachtwagens de standpunten ondersteunt.
‘Je kunt met seminatuurlijke oplossingen veel doen. Wij hebben geleerd om naar het hele systeem te kijken, dat werkt op lange termijn beter’, zegt Mennen. Waarna Terrens meteen aanvult dat er wel een technische oplossing moet zijn voor noodgevallen. ‘Er moet een maatschappelijk debat komen over welke risico’s welk gebied mag lopen, en waar het water naartoe moet bij extreem weer. We moeten gewoon op papier zetten wanneer de stuwen open en dicht gaan.’
Mennen hoopt dat het allemaal goed komt. ‘Want die afspraken zullen telkens opnieuw in vraag gesteld worden.’ Terrens vindt dat de verschillende partijen aan tafel hun hakken niet zo in het zand moeten zetten. ‘Er moet wederzijds vertrouwen komen tussen bewoners, boeren, waterbeheerders en natuurbeheerders.’