Beeld: Bosbranden in Australië, december 2019.
Volgens dit mitigatierapport lag de gemiddelde jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen wereldwijd in de periode van 2010 tot 2019 op het hoogste niveau ooit. Positieve noot: het groeitempo is vertraagd. En de ingezette beleidsmaatregelen, regelgeving en marktinstrumenten blijken te werken. ‘We hebben in alle sectoren mogelijkheden om de uitstoot tegen 2030 minstens te halveren.’
Werkgroep III van het Intergovernmental Panel on Climate Change houdt zich bezig met oplossingen om de klimaatopwarming te verminderen, de zogeheten mitigatie. Het rapport van deze werkgroep vormt telkens het sluitstuk van de zevenjaarlijkse trilogie die samen ‘Het IPCC-rapport’ heet.
Het eerste deel gaat over het wetenschappelijke bewijs van de menselijke invloed op de klimaatopwarming, en voor deze cyclus verscheen het in augustus 2021. Het tweede deel analyseert de impact van de klimaatopwarming op de aarde. Dat verscheen in februari van dit jaar.
De kosten van zonne- en windenergie en batterijen zijn gestaag gedaald, en beleid en wetten hebben de energie-efficiëntie verbeterd, ontbossing teruggedrongen en het gebruik van hernieuwbare energie versneld, zo stelt het rapport. Maar de veranderingen gaan nog veel te traag. ‘Zonder onmiddellijke en grondige emissiereducties in alle sectoren kunnen we de opwarming van de aarde niet tot 1,5°C beperken.’ Als we nu een omslag maken, kunnen we tegen 2050, 40 tot 70 procent minder broeikasgassen uitstoten.
Ingrijpende veranderingen
Om de opwarming van de aarde te beperken, hebben we ingrijpende veranderingen in de energiesector nodig: fossiele brandstoffen sterk verminderen, elektrificatie op grote schaal, energie-efficiëntie verbeteren, en alternatieve brandstoffen zoals waterstof.
Steden kunnen hun emissies sterk terugdringen door een lager energieverbruik: compacte aanleg met veel mogelijkheden voor voetgangers en fietsers, en elektrificatie van het vervoer spelen daarin de hoofdrol. Bovendien kunnen steden zorgen voor betere CO2-opname en -opslag door plaats te laten voor natuur. Volgens het rapport zijn er zowel oplossingen voor bestaande steden, als voor steden die nog volop in ontwikkeling zijn.
Emissiereductie zal voor sommige industriën een grote uitdaging vormen, maar zelfs voor staal, bouwmaterialen en chemicaliën lopen er volgens het rapport al proefprocessen die bewijzen dat het kan. In die sector zal koolstofafvang en -opslag een deel van de oplossing moeten vormen.
Landbouw, bosbouw en ander landgebruik kunnen op grote schaal voor emissiereducties zorgen en ook CO2 verwijderen en op grote schaal opslaan. Landgebruik mag en kan echter niet als excuus dienen om emissiereducties in andere sectoren uit te stellen.
The Conversation liet wetenschappers die meeschreven aan het rapport aan het woord, om elk het deel ervan toe te lichten waarin zij gespecialiseerd zijn. Hun interpretatie lees je hier:
Uit het rapport blijkt dat de wereld de afgelopen tien jaar de uitstoot wel degelijk heeft teruggedrongen. De groei van broeikasgasemissies vertraagde tot 1,3 procent per jaar in de jaren 2010, terwijl die nog 2,1 procent was in de jaren 2000.
Maar de wereldwijde emissies blijven op recordhoogte. Als het beleid niet onmiddellijk ambitieuzer wordt, zal de opwarming voorbij de 1,5 ℃ schieten en goed op weg zijn naar 2 ℃ - waarmee de temperatuurdoelstellingen van het Akkoord van Parijs niet worden gehaald.
Met het huidige beleid zijn we op weg naar een alarmerende opwarming van 2,2 tot 3,5 ℃ binnen 80 jaar. Dat is veel beter dan de 4 ℃ of meer waarvoor tien jaar geleden werd gevreesd, maar nog steeds ver van de doelstelling van het Akkoord van Parijs.
Om een kans van 50% te hebben om de opwarming van de aarde tegen het einde van de eeuw tot 1,5 ℃ te beperken, moet de mondiale CO₂-uitstoot in tien jaar tijd halveren, in 2050 op netto nul uitkomen en daarna netto negatief worden. Ook de methaanuitstoot moet in deze scenario's tegen 2050 halveren.
Volgens het IPCC is een halvering van de wereldwijde uitstoot tegen 2030 haalbaar. Maar alleen met een onmiddellijke verandering van het klimaatbeleid in alle sectoren, landen en overheidsniveaus. De rijke landen moeten de uitstoot het snelst terugdringen.
Sommige trends zijn bemoedigend: zo'n 36 landen hebben de uitstoot van broeikasgassen in meer dan een decennium met succes teruggedrongen. Ook de mogelijkheden om de uitstoot betaalbaar te verminderen zijn sinds 2014 enorm toegenomen volgens het rapport, vooral omdat de kosten van hernieuwbare energiebronnen kelderden. Maar de verandering komt niet snel genoeg: alle energie-efficiëntiewinsten van het afgelopen decennium zijn ruimschoots overtroffen door de economische en bevolkingsgroei.
Technologie is geen wondermiddel. Willen we een kans maken om de wereldwijde uitstoot tegen 2030 te halveren, moeten we minder CO2 uitstoten, door keuzes te maken in onze producten en in onze levensstijl.
In 2016 zijn de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties in werking getreden. Die vormen een actieplan voor mensen, planeet en welvaart. Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van het heden zonder toekomstige generaties in gevaar te brengen. En zoals het laatste IPCC-rapport benadrukt, kunnen de doelen niet worden bereikt zonder effectieve klimaatmaatregelen.
Eén doelstelling van duurzame ontwikkeling is expliciet gericht op mitigatie van de klimaatverandering. Maar ook bij de andere doelstellingen speelt klimaatactie een rol, omdat ze gaan over energie, steden, industrie, land, water en mensen.
Het emissiereductiebeleid moet inclusief zijn en mag bestaande armoede en honger niet verergeren. De overgang naar een wereld die weinig CO2 uitstoot moet billijk zijn en mag niemand achterlaten. Het IPCC-rapport roept op tot zowel versnelde klimaatmaatregelen als een rechtvaardige overgang. Dat vergt goed doordacht beleid op alle overheidsniveaus en in alle sectoren. Internationale samenwerking is essentieel.
Dit rapport is het eerste dat het Akkoord van Parijs evalueert, dat in 2020 in werking is getreden. Landen deden in dat Akkoord beloften over emissiereductie en aanpassing aan het veranderende klimaat. Om die beloften wereldwijd te kunnen nakomen, moeten landen met hoge inkomens andere landen financieel steunen, ze toegang geven tot schone energietechnologieën, en andere bijstand en knowhow bieden.
Het IPCC stelde vast dat de mondiale klimaatfinanciering tekortschiet. De landen met hoge inkomens hebben hun doelstelling om 100 miljard dollar per jaar te mobiliseren, niet gehaald. Het Akkoord van Parijs is dan wel een verdrag, de toezeggingen zijn vrijwillig. Landen stellen hun eigen doelen en kunnen dus niet worden gedwongen die te halen.
Volgens dit nieuwe rapport bereiken de landen hun doelen wel, maar gaat het traag. De transparantie over het bereiken van de doelen is wel veel groter geworden, waardoor externe groepen, zoals het maatschappelijk middenveld, de vooruitgang kunnen beoordelen. Ook andere internationale mechanismen, zoals wereldwijde partnerschappen van bedrijven en klimaatprotesten van jongeren, stimuleren verandering.
Maar om de uitstoot dit decennium te halveren, is er duidelijk meer nodig.
Uit het IPCC-rapport blijkt dat ongeveer 70% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen wordt geproduceerd in steden en stedelijke gebieden. Dat biedt zowel uitdagingen als kansen voor emissiereductie.
Tot op heden hebben wereldwijd meer dan 1000 steden net-zero-uitstootdoelstellingen ondertekend. Om het Akkoord van Parijs na te komen, moeten meer steden hun schouders zetten onder 100 procent hernieuwbare energie, vervoer en constructie zonder CO2-uitstoot, beter afvalbeheer, ...
De landen met lage inkomens verstedelijken in hoog tempo, en hebben nieuwe huisvesting en infrastructuur nodig. Een business-as-usual-aanpak kan dus leiden tot aanzienlijke nieuwe emissies, waarschuwt het IPCC.
Om de klimaatuitdaging aan te gaan, moeten stadsbesturen kiezen voor geïntegreerde planning en beheer. Ondertussen mogen steden hun belangrijke rol in sociale, economische en ecologische welvaart niet verliezen.
Het is dus alle hens aan dek: bedrijven, gemeenschappen, onderzoekers en burgers.
Het IPCC noemt schone elektriciteit en landbouw/bosbouw/landgebruik de sectoren met de grootste mogelijke emissiereducties, gevolgd door industrie en vervoer. Verdere mogelijkheden liggen bij andere productiesectoren, gebouwen en de stedelijke sector, én bij verschuivingen in ons consumptiegedrag. In totaal kost de helft van de opties om de uitstoot met 50% te verminderen minder dan 20 $ per ton CO2.
Volgens het IPCC zijn er uitgebreide beleidspakketten nodig om de uitstoot drastisch te verminderen. Koolstofbelastingen en emissiehandelssystemen bleken doeltreffend, net als doelgerichte regelgeving, steun voor onderzoek en ontwikkeling, geavanceerde technologieën, en het afschaffen van subsidies voor fossiele brandstoffen. Het IPCC benadrukt ook dat technologische innovatie moet worden voortgezet en dat de financiering van klimaatmaatregelen sterk moet worden verhoogd.
Het rapport wijst op het belang van billijkheid, duurzame ontwikkeling en een brede maatschappelijke betrokkenheid om een onbeheersbare klimaatverandering af te wenden. Daarom moet klimaatactie een centrale plaats innemen in de samenleving, en alle groepen moeten worden betrokken. Onafhankelijke instellingen en het bedrijfsleven hebben een belangrijke rol te spelen.
Wat is nu de belangrijkste boodschap van het IPCC? De regeringen van de wereld moeten alles op alles zetten om de klimaatverandering aan te pakken. De mogelijkheden zijn er en de gereedschapskist ligt klaar.
De landbouw levert een grote bijdrage aan de wereldwijde CO2-uitstoot. Maar volgens het IPCC speelt het landgebruik ook een centrale rol om net-zero te bereiken, door CO₂ uit de atmosfeer te halen en op te slaan. Bomen aanplanten, beheer van CO2 in de bodem en het gebruik van biochar bieden ook voordelen voor de boeren: een betere bodemvruchtbaarheid en inkomsten uit de CO2-emissiehandel.
Voedselproductie en -transport is verantwoordelijk voor meer dan een derde van de wereldwijde uitstoot. Volgens het rapport kunnen we als individu de grootste bijdrage leveren om CO2-uitsoot te verminderen door een duurzaam, gezond dieet en minder voedselverspilling. Zo'n dieet is rijk aan plantaardig voedsel, met een matige inname van vlees en zuivel.
We kunnen ook de directe emissies van de voedselproductie aanpakken. Van mest kan biogas worden gemaakt en voederadditieven bieden veelbelovende mogelijkheden om de methaanuitstoot door vee te verminderen.
Er bestaan nu technologische oplossingen om de uitstoot te verminderen in de energiesector, gebouwen, steden, vervoer en in grote mate ook in de industrie: zonne- en windenergie zijn nu de goedkoopste vorm van elektriciteit. En zijn batterijen en opslag, elektrisch vervoer, en slimme technologie die deze maatregelen integreert in emissieloze oplossingen.
Uit het IPCC-rapport blijkt dat de eenheidskosten voor zonne-energie in de afgelopen tien jaar met 85% zijn gedaald, voor windenergie met 55% en voor batterijen met 85%. Nooit eerder heeft de wereld zo'n kans gehad om koolstofarm te worden. In de afgelopen decennia was vervoer de achterblijver qua emissiereductie.
Maar volgens het IPCC bestaan er nu technologieën om de koers te wijzigen. Elektrificatie op zonne-energie is in opkomst voor auto's, fietsen, scooters, bussen en vrachtwagens. De voortdurende vooruitgang van batterij- en oplaadtechnologieën zou de elektrificatie van vrachtvervoer over lange afstand mogelijk kunnen maken, evenals de elektrificatie van snelwegen.
Het IPCC heeft 60 manieren beoordeeld waarop mensen hun uitstoot kunnen verminderen. De grootste bijdrage leveren lopen en fietsen, elektrisch vervoer, vliegen beperken en overschakelen op plantaardige voeding.
Technologie alleen volstaat niet om de vervoersemissies terug te dringen. Steden moeten meer ingericht zijn op openbaar vervoer, lopen en fietsen. Dat kan door pendeldiensten op verzoek, trams zonder rails en hogesnelheidstreinen. Regeringen moeten stimulansen bieden voor elektrische scooters, fietsen, auto's, vrachtwagens en bussen. Dat zou ervoor zorgen dat particulieren en bedrijven die hun uitstoot willen verminderen, manieren hebben om dit te doen.
Het IPCC zegt dat goedkope groene waterstof belangrijk zal zijn om de CO2-uitstoot van luchtvaart, scheepvaart en delen van de industrie en de landbouw naar nul te brengen. In het komende decennium moet er daarvoor veel werk worden verzet.
Hoewel overheidsfinanciering van vitaal belang is om het vervoer CO2-vrij te maken, biedt de overgang ook grote kansen voor economische ontwikkeling.