België en Nederland leggen troeven op tafel om Einstein Telescoop naar het drielandenpunt te halen.
Over twee jaar beslist Europa over de locatie van de Einstein Telescoop, een observatorium om het universum te bestuderen door middel van zwaartekrachtgolven. Het drielandenpunt tussen België, Nederland en Duitsland ligt in de weegschaal met Sardinië. Door alvast een onderzoeksfaciliteit voor zwaartekracht-astronomie uit te bouwen, hopen de lage landen hun kandidatuur kracht bij te zetten.
Mogelijk bestuderen natuurkundigen het universum vanaf 2030 vanuit het drielandenpunt. Een consortium van Vlaamse, Duitse en Nederlandse onderzoeksinstellingen heeft concrete plannen om er een reusachtig tunnelcomplex neer te zetten. De bedoeling is dat zes meter dikke buizen van zo’n tien kilometer lang drie meetpunten in Nederland, België en Duitsland met elkaar verbinden. Lasterstralen zullen er via gepolijste spiegels heen en weer gekaatst worden. Aan de hand van heel minuscule veranderingen kunnen daarmee zwaartekrachtgolven gedetecteerd worden.
'De gevoeligheid wordt minstens een factor tien groter dan die van de huidige detectoren. Die observeren nu een paar tientallen kosmische gebeurtenissen per jaar. Met de Einstein Telescoop verwachten we dat aantal op te drijven tot duizend per dag', zegt Nick Van Remortel van de Universiteit Antwerpen.
Of de Einstein Telescoop effectief op het drielandenpunt zal komen, is echter nog niet zeker. Ook Sardinië is nog in de running. In 2021 zal Europa de knoop definitief doorhakken. Dat zal niet alleen een wetenschappelijke, maar ook een politieke beslissing worden.
Om het pad te effenen zal het consortium eerst een hypermoderne onderzoeksfaciliteit bouwen in de buurt van Maastricht. Die krijgt de naam ‘ET Pathfinder’ en komt er wél zeker. Donderdag werd een maquette onthuld in het Antwerpse Havenhuis. Dat gebeurde in aanwezigheid van Vlaams minister voor innovatie Philippe Muyters, die er duidelijk zijn ambitie uitsprak om de Einstein Telescoop naar onze regio te halen.
De initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat het drielandenpunt daarvoor alle troeven in handen heeft. In Nederlands Limburg werden al proefboringen uitgevoerd. 'De bodemsamenstelling is daar ideaal', zegt Van Remortel. 'Bovendien is het project hier omringd door tientallen universiteiten en kennisinstellingen', vult Muyters aan. De ET Pathfinder in Maastricht moet dat ecosysteem nog versterken. 'Die infrastructuur moet uitgroeien tot een internationaal centrum voor onderzoek naar zwaartekracht-astronomie, seismische isolatie, meet-en-regelsoftware, cryogene techniek en quantumoptica', zegt Van Remortel.
Daarom maakte de Vlaamse regering 2 miljoen euro vrij voor de onderzoeksfaciliteit. Nederland investeert zeven miljoen euro en vier miljoen euro komt van het Europese fonds voor regionale ontwikkeling. Zelfs als de telescoop uiteindelijk niet naar onze regio komt, is dit geen nutteloze investering, klinkt het. 'Uit zulke projecten vloeien altijd onverwachte toepassingen voor de industrie voort', zegt Van Remortel.
Bovendien is de investering klein bier in vergelijking met het kostenplaatje van de Einstein Telescoop, als die hier uiteindelijk zou komen. De totale infrastructuurkost voor het bouwen van de tunnels en de labo’s wordt geschat op 1,2 miljard. Als gastlanden zullen België, Duitsland en Nederland daarvan samen 70 à 80 procent van bekostigen. Dat wordt minstens 800 miljoen euro, verspreid over een periode van tien jaar. De operationele kost, bijvoorbeeld elektriciteitsverbruik, wordt geschat op 10 miljoen per jaar. De verloning van wetenschappelijk personeel is daar nog niet bij gerekend.
Daar staat een enorme technologie-en kennistransfer naar de regio tegenover. Muyters maakt graag de vergelijking met CERN, het onderzoeksinstituut in Genève waar wetenschappers van over de hele wereld samenwerken. Volgens de minister kan de Einstein Telescoop op dezelfde manier helpen om topwetenschappers naar onze regio te halen. Thierry Lagrange, aankoopdirecteur van CERN, werd uitgenodigd om de economische impact duidelijk te maken. Hij wijst op de kruisbestuiving tussen industrie en wetenschap en op het feit dat bedrijven hun samenwerking met CERN ook als marketinginstrument uitspelen. Lagrange toont wetenschappelijk onderzoek waaruit moet blijken dat de voordelen van de nieuwe deeltjesversneller in CERN groter zijn dan de kosten. 'Daarbovenop levert wetenschappelijke nieuwsgierigheid je nieuwe inzichten op die je niet in financiële cijfers kan vatten', besluit Van Remortel.