Begin juni ging een voor 70 procent compleet skelet van een Allosaurus (of nauwe verwant) onder de hamer in de Eiffeltoren in Parijs. Een anonieme Franse verzamelaar telde er 2 miljoen euro voor neer. De fossielen zijn in 2014 opgegraven op zo'n 250 meter van waar wij aan het kappen en borstelen zijn.
Het geeft ons hoop ook een dinosauriër van het Late Jura (150 miljoen jaar geleden) te vinden, niet voor de veilinghamer maar voor onderzoek en voor de museumzaal. Om de succesperiode van deze indrukwekkende reptielen scherper in beeld te brengen.
Na dagenlang vruchteloos doorploegen van de zanderige toplaag, met veel geërodeerd en verrot botmateriaal, vinden we tanden, wervels en dunne botten van theropode (vleesetende) dinosauriërs. En van sauropoden (langnekdino's) enkele staartwervels, teenkootjes, verschillende tanden (bij elkaar) en een stuk dijbeen. Die joekel, centraal op de site, is goed bewaard gebleven. Het bot moet zo'n anderhalve meter lang zijn geweest, en heeft misschien wel dezelfde eigenaar als de enorme ruggenwervel, ribben en botten die het eerste team eind juli vond. Maar associaties maken is voorlopig nattevingerwerk en wishful thinking: dit is een 'bonebed', een plek waar botten door rivierwerking en wassend water bijeengedreven zijn. De dieren zelf kwamen misschien wel kilometers en kilometers verder stroomopwaarts aan hun einde. Hier dus geen gearticuleerde skeletten, in de houding zoals ze zijn gestorven - zoals onze beroemde Iguanodons van Bernissart - maar wat we lachend een 'buffet' noemen 'waar al veel van gegeten is': stukje hier, stukje daar, maar die kleine stukken, van verschillende exemplaren, kunnen nog altijd één groot maken.
Het originele Jurassic Park
Als opgraven een lied is, dan zijn kappen, breken en kijken de strofes, en borstelen het eindeloos herhaalde refrein. Af en toe gaat er een dissonante kreet doorheen: 'Eeeey, ik heb iets!'. Als dan de zwarte contouren van een fossiel zichtbaar worden, kijk je terug in de tijd. De tijd van een monstrueuze Apatosaurus kauwend op de varens en groenblijvende bomen rond het water. Aan de oever zet een Allosaurus, de (kleinere) T-rex van toen, zijn klauwen en tanden in een karkas. Verderop graast een Stegosaurus met zijn imposante waaier van benige platen. Op de achtergrond, tegen bergen aan, staat nog een langnekdinosauriër gebladerte te verteren. Intussen vliegen pterosauriërs over. De scène komt uit de gigantische muurschildering 'The Age of Reptiles' van kunstenaar Rudolph Zallinger in het Yale University Peabody Museum of Natural History. Fictie, maar de verf is gedoopt in feiten. De dinosauriërs van de fresco leefden hier in de Morrison-formatie, op het einde van het Juratijdperk, samen met herbivore mastodonten als Diplodocus, Camarasaurus, Brachiosaurus en Barosaurus, kleinere planteneters als Camptosaurus, Dryosaurus, Othnielosaurus, en met rovers als Torvosaurus en Ceratosaurus.
150 miljoen jaar geleden waren dinosauriërs al een tijd de heersers over het land. Gigantische langnekken beleefden toen hun topperiode. Je vindt ze al twintig miljoen jaar eerder, en ze kwamen waarschijnlijk voort uit de meer bescheiden typisch Europese langnekdinosauriërs als Plateosaurus, 210 miljoen jaar oud, waarvan we vorig jaar een prachtexemplaar inhuldigden in Brussel.
De diversiteit onder sauropoden (maar ook onder andere dino's) was enorm. Ze waren allemaal lichtjes anders: andere grootte, andere nekflexibiliteit, ander gebit. Als Brachiosaurus en Camarasaurus de hoogste coniferen, met hun harde gebladerte, leegaten, harkte Diplodocus, die zijn nek niet hoog kon oprichten, de zachtere bladeren van de lagergelegen takken. En onderin namen de kleinere planteneters de struiken en varens voor hun rekening. Iedere vierkante meter van het ecosysteem was netjes verdeeld. De dinofossielen uit het Late Jura zijn nog om een andere reden zo talrijk: omdat de dieren rond rivieren, meren en zeeën leefden. Die zompige plekken zijn ideaal om fossielen te vormen - botten worden snel van lucht afgesloten en bedekt met een nieuwe laag sediment. De latere rotsformaties waarin ze vastgeklonken zijn, liggen vandaag in open en droge vlakten in de VS, China, Portugal en Tanzania, die nog niet door steden en wegenbouw zijn bedekt. Klaar om door paleontologen en liefhebbers uitgekamd te worden.
Witte trofeeën op Broken Back Mountain
De voorbije dagen was het stikheet op de 'digging site', met temperaturen tot 38 graden. Door de ijle lucht - we zitten 1500 meter boven de zeespiegel - rekent je lichaam elke inspanning dubbel aan. Vooral preparateur Aldo - 'chef plaasterwerken' - heeft het moeilijk. Zijn rug, ooit zwaar geraakt in een motorongeval, speelt op, en probeer maar eens een comfortabele houding te vinden tijdens het kappen, vegen en gipsen. Maar hij verliest er zijn gevoel voor humor niet bij. 'Dit is Broken Back Mountain', lacht hij. 'Of erger: de halte voor de hel!'
Twijfelde ik de eerste dag nog voortdurend wat donkere steen en wat fossiel bot was, dan ken ik het gesteente en de site na dag tien als mijn broekzak. Je leert al snel hoe je de zandsteen en de mud stone tactisch breekt om bij een stuk fossiel te raken en welke steen je best eerste verwijdert om de druk op het kostbare stuk natuurgeschiedenis te verlichten. Je moet ook het evenwicht vinden tussen geduld en snelheid: je wil snel tot de veelbelovende lagen komen, maar daarvoor moeten eerst vele tientallen blokken schijnbaar lege zandsteen afgeborsteld, opengebroken en nog eens afgeborsteld, want vaak zit er - eureka - nog een allosaurustandje in verscholen of een stukje wervel. De FOMOF - fear of missing out a fossil - is groot.
We kappen intussen de plekken met de grotere fossielen vrij tot 'paddenstoelen', om ze daarna met aluminiumfolie te bedekken en in te pakken met in gips gedrenkte repen jute. Als de tweede laag gips droog is, draaien we de 'paddenstoel' met man en macht om en gipsen we ook dat vlak in. De witte trofeeën van deze expeditie liggen verspreid over de site, klaar om door de kraanman weggedragen te worden naar veiliger oorden.
Als we rond zonsondergang van de site wegrijden, zien we witstaartherten, antilopen, wapiti's, zelfs een prairiewolf en een stinkdier, vaak akelig dicht bij de rijweg, terwijl kraanvogels overvliegen en een zwerm gieren rondjes draait op de plaatselijke thermiek. Of cirkelen ze rond het verse karkas van een hert? Hoe meedogenloos ook: natuur, met haar miljoenen jaren oude geschiedenis, is de grootste show op aarde.