Hoe proper zijn onze rivieren?
07 juli 2012 door DDCEr zal nog heel wat (vuil) water naar zee vloeien voor onze rivieren, kanalen en meren terug proper zijn, maar hier en daar gloort er hoop aan de horizon.
Er zal nog heel wat (vuil) water naar zee vloeien voor onze rivieren, kanalen en meren terug proper zijn, maar hier en daar gloort er hoop aan de horizon.
In de jaren 1960 en 1970 loosde Vlaanderen zijn afvalwater ongezuiverd in het oppervlaktewater. Heel Vlaanderen? Nee, enkele gemeentes, de meeste op het Kempisch plateau, bouwden al waterzuiveringsinstallaties lang voor dat de norm werd. Enkele ingenieurs van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) waren zich toen al bewust van het belang van zuiver water en wisten de lokale burgemeesters te overtuigen. Samen met de afwezigheid van vervuilende industrie en de zuiverende werking van een aantal uitgestrekte natuurgebieden en militaire domeinen in de omgeving, zorgde dat ervoor dat de bovenlopen van de Grote en de Kleine Nete altijd relatief schoon zijn gebleven.
Verder stroomafwaarts op de Grote Nete strooiden ongezuiverd huishoudelijk afvalwater en lozingen door Tessenderlo Chemie echter roet in het eten. 'Voorbij de monding van de Laak (de rivier waarin het chemiebedrijf ook vandaag nog een deel van zijn afvalwater loost. red.) was alles dood', herinnert Johan Coeck van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) zich. Vandaag geldt de volledige Grote Nete als een van de schoonste Vlaamse rivieren van die omvang en enkele zeldzame vissoorten doken er opnieuw op. Volgens sommigen het bewijs dat proper water zelfs in het dichtbevolkte Vlaanderen tot de mogelijkheden behoort.
Vissers vangen... bot!
De Grote Nete is in meerdere opzichten een buitenbeentje. Door het visvriendelijker maken van stuwen - onoverbrugbare hindernissen voor migrerende vissen - op de middenloop van de rivier vonden ook enkele zeevissoorten de weg naar de Nete terug, via een inmiddels ook schonere Zeeschelde en Rupel. Dat vissers er in 2003 de met de schol verwante bot opvisten, was groot nieuws.
In de zuivere bovenloop van de rivier konden populaties van de zeldzame beekprik standhouden. Naarmate de waterkwaliteit verbeterde, migreerden die meer stroomafwaarts. Vanuit de Kleine Nete zwommen twee andere bijzondere soorten, de rivierdonderpad en de kleine modderkruiper, de Grote Nete in.
Ook de natuurwaarde van de vallei van de Grote Nete werd opgekrikt. Europa stelde daarvoor ruim anderhalf miljoen euro ter beschikking in het kader van een LIFE-project ingediend door natuurvereniging Natuurpunt, dat dit voorjaar afliep. Het door Europa gefinancierde LIFE-programma heeft als doel waardevolle natuurgebieden te herstellen en met elkaar te verbinden. Natuurpunt herstelde onder meer broekbossen en graslanden langs de rivier en in samenwerking met de provincie Antwerpen kreeg het water meer ruimte. Dijken van geruimd slib naast de rivier werden afgegraven, zodat die bij hevige regenval buiten haar oevers kan treden, en een gracht die parallel met de Grote Nete loopt, werd van meanderende zijloopjes voorzien. Het gebied waarin het water daardoor vrij spel heeft, is niet alleen waardevol voor enkele bijzondere soorten zoals de beekprik, maar doet ook dienst als buffer die gebieden meer stroomafwaarts voor overstromingen behoedt. Bovendien heeft de interactie met de omliggende natuur een zuiverend effect op het water.
Voor Alain Vandelannoote, milieucoördinator bij waterzuiveringsbedrijf Aquafin, toont de Grote Nete aan dat ook relatief grote waterlopen in Vlaanderen opnieuw een goede ecologische kwaliteit kunnen bereiken. ‘Sinds de jaren 1990 is de waterkwaliteit in Vlaanderen verbeterd’, zegt Vandelannoote. ‘En ik zie niet in waarom wat in de Grote Nete is gelukt, ook niet elders zou kunnen. Maar sommigen vrezen dat we op een overwegend matige kwaliteit zullen blijven steken.’
Matig rooskleurig
Wie de evolutie van de waterkwaliteit volgens de Belgische Biotische Index (BBI) bekijkt, begrijpt waar die vrees vandaan komt. De BBI geeft de ecologische kwaliteit van het water aan op basis van de diversiteit aan ongewervelde waterdieren. Het aantal plaatsen waar een goede of zeer goede waterkwaliteit wordt gemeten, is sinds de jaren 1990 weliswaar gestegen, en het aantal plaatsen met een slechte en zeer slechte kwaliteit gedaald, maar de hoofdmoot van de meetplaatsen scoort matig.
De BBI schetst bovendien een relatief rooskleurig beeld van de situatie. De Europese kaderrichtlijn water, die van alle lidstaten eist dat hun waterlopen tegen 2015 in een goede ecologische toestand verkeren, schrijft een andere, voor heel Europa uniforme beoordelingsmethode voor. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar ongewervelden, maar ook naar vissen, waterplanten, plankton en wieren. Het ‘one out, all out’-principe bepaalt het totale resultaat: scoor je op één deelaspect matig of slecht, dan is het eindresultaat dat ook. Het gevolg is dat geen enkele Vlaamse rivier goed scoort volgens de Europese normen.
Bart Van Besien, woordvoerder van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), wil dan ook al te hoge verwachtingen wat temperen. ‘Het is niet evident om het verhaal van de Grote Nete overal te herhalen. Het gebied heeft niet alleen een bijzondere geschiedenis, maar het is ook dunbevolkt. Een verbetering van de Vlaamse waterkwaliteit is noodzakelijk, maar in zo’n dichtbevolkt gebied met intensieve industrie en landbouw zullen we waarschijnlijk niet hetzelfde niveau halen als pakweg Finland.’
Bovendien komen we van ver. Waterkwaliteit is in Vlaanderen nooit een prioriteit geweest. De Europese richtlijn Stedelijk Afvalwater uit 1991 bracht daar verandering in. Toen de Vlaamse overheid in 1990 Aquafin oprichtte om de waterzuiveringsinfrastructuur verder uit te bouwen, werd in Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk respectievelijk al 91, 93 en 96 procent van het afvalwater gezuiverd. In Vlaanderen was dat toen 28 procent, vandaag is het 80 procent. ‘Dat zou 98 procent moeten worden’, zegt Vandelannoote. ‘Voor die overige 2 procent zullen mensen zelf moeten instaan via kleinschalige waterzuivering.’
De Vlaamse ruimtelijke ordening – of beter: het gebrek eraan – maakt het immers niet evident om elke woning op een zuiveringsinstallatie aan te sluiten. Vandelannoote begrijpt de kritiek dat de waterkwaliteit er wel erg langzaam op vooruit gaat. ‘Sinds onze oprichting zijn er 166 zuiveringsstations bijgebouwd en werden zowat alle oudere stations gerenoveerd. Jaarlijks werden twee à drie procent meer mensen aangesloten op een zuiveringsinstallatie. Maar we werken overal tegelijk, en het gevolg daarvan is dat je op korte termijn nergens spectaculair resultaat ziet. Dat ligt anders als je evolutie op twintig jaar bekijkt.’
Weg met regenwater
Op een aantal plaatsen is de waterkwaliteit gevoelig verbeterd. Niet alleen in de Grote Nete, maar ook in waterlopen die vanuit een minder gunstige uitgangspositie vertrokken, zoals de Zenne en de Schelde, werd duidelijk vooruitgang geboekt.
Daarvoor is niet alleen een verdere uitbouw van de waterzuiveringsinfractructuur van groot belang, maar ook een beter onderhoud en beheer van wat er nu al is. Vooral de aanpak van overstorten is daarbij belangrijk. Overstorten ontstaan wanneer riolen en zuiveringsstations de grote toevloed aan water, bijvoorbeeld bij hevige regenval, niet kunnen slikken en er dus ongezuiverd water in het oppervlaktewater terecht komt. ‘Die overstorten kunnen een nefaste impact hebben op het herstellende waterleven’, zegt Wim Van Gils, diensthoofd Beleid bij Natuurpunt. Regenwater zoveel mogelijk uit de rioleringen houden en zo grote debieten vermijden, is daarom de boodschap.
Gemengde stelsels zijn in Vlaanderen echter de norm, en die vervang je niet van vandaag op morgen. ‘We proberen in de eerste plaats de flagrante fouten weg te werken’, zegt Vandelannoote. ‘Op verschillende plaatsen monden beken en grachten gewoon in het rioolstelsel uit.’ Gescheiden regen- en afvalwaterstelsels zijn volgens Vandelannoote echter niet zonder risico. ‘Het regenwater van daken en wegen is niet zo zuiver als iedereen denkt. Het bevat vaak zware metalen en zwevende stoffen. En als iemand zijn leidingen verkeerd aansluit, dan komt dat water ongezuiverd in de natuur terecht. Uit onderzoek blijkt dat je vanaf twee à drie procent foute aansluitingen de voordelen van een gescheiden systeem teniet doet.’ De oplossing ligt volgens Van Gils in het zoveel mogelijk bovengronds afvoeren van regenwater. ‘Als er dan iemand zijn wasmachine op de regenwaterafvoer aansluit, zul je dat snel merken.’
Weg met beton
Niet alle vervuilende stoffen komen via de riolen in onze waterlopen terecht. Nitraten, fosfaten en pesticidenresten uit de landbouw bereiken onze waterlopen vooral via afspoeling en grondwater. Enkele projecten in de provincie Limburg tonen hoe dat probleem kan worden aangepakt. Grasbufferstroken en dammetjes uit stro of snoeiafval houden er afspoelende grond tegen. In combinatie met een aangepaste bodembewerking wordt zo tegelijk erosie en verontreiniging van waterlopen teruggedrongen. Elk jaar spoelt in Vlaanderen zo’n 400.000 ton landbouwgrond het oppervlaktewater in. Uit een evaluatie van de maatregelen rond Sint-Truiden blijkt dat daar tot 70 procent minder sediment in de waterlopen terecht komt.
Dat bepaalde vervuilende stoffen vaak nog lange tijd nadat hun bron is weggewerkt voor problemen zorgen, maakt het streven naar zuiver water er niet makkelijker op. Met fosfaten verzadigde bodems kunnen nog jarenlang ‘lekken’ en vervuilde waterbodems zullen nog lange tijd voor problemen blijven zorgen. Zo stelden wetenschappers van de Vrije Universiteit Brussel vast dat de concentratie van enkele zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) in de monding van de Schelde de voorbije tien jaar niet afnam, terwijl dat voor hun uitstoot wel het geval was. Omdat vervuilde waterbodems in Vlaanderen zo talrijk zijn en saneren erg duur is, heeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in 2009 een lijst opgesteld met locaties die prioritair moeten worden onderzocht.
Europa wil echter niet alleen dat ons water proper is, er moet ook leven in zitten. ‘Daarom is een verbetering van de structuur van onze waterlopen erg belangrijk’, zegt Peter Goethals van de vakgroep Toegepaste Ecologie en Milieubiologie aan de Universiteit Gent. ‘Dijken en strakke oevers van beton of schanskorven moeten zoveel mogelijk plaats maken voor overstromingsgebieden en grillige patronen met ondiepe zones, die essentieel zijn voor planten, ongewervelden en vissen.’ Dat is vaak geen makkelijke opgave, niet in het minst omdat er ruimte voor nodig is, maar volgens Van Gils is het de enige mogelijkheid om zowel de biodiversiteit in onze waterlopen te verhogen als het risico op overstromingen te verlagen. Volgens modellen heeft de klimaatverandering voor ons immers extremere neerslagpatronen en dus een groter overstromingsrisico in petto. ‘Het Sigmaplan, waarbij grote overstromingsgebieden ook dienst zullen doen als kraamkamer voor vissen en als long voor de Schelde, toont dat economische en ecologische belangen kunnen samen gaan.’ Uit onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij blijkt bovendien dat er in tijdelijke overstromingsgebieden grote hoeveelheden van vervuilende stoffen zoals nitraten achterblijven.
De klimaatverandering zou ons streven naar schone waterlopen wel eens kunnen bemoeilijken. ‘Dezelfde modellen voorspellen ook drogere zomers en dus kleinere debieten’, zegt Patrick Meire van de Ecosystems Management Research Group aan de Universiteit Antwerpen. ‘Dat betekent dat dezelfde lozingen dan voor hogere concentraties aan vervuilende stoffen zullen zorgen en dat er misschien extra inspanningen nodig zijn.’
Beter, maar niet goed
Op verschillende plaatsen in Vlaanderen leven de waterlopen langzaam weer op. Een selectie.
• Na de bouw van nieuwe en de renovatie van enkele bestaande zuiveringsstations in 2007 nam het zuurstofgehalte in de Zenne op verschillende plaatsen toe. De ecologische kwaliteit – gemeten volgens de BBI – is rondom het Brussels Hoofdstedelijk Gewest al ‘matig’, maar in Brussel zelf nog steeds ‘slecht’. Uit gegevens van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) blijkt dat er ook weer vis de Zenne opzwemt, voornamelijk pioniersoorten zoals de blauwbandgrondel en de stekelbaars. De kanalisatie en verstevigde oevers maken de rivier echter weinig aantrekkelijk voor vis. ‘De situatie in de Zenne is nog altijd niet goed te noemen’, zegt Bart Van Besien van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). ‘Maar ze is wel spectaculair verbeterd. De rivier was quasi dood, maar scoort nu matig.’
• Ook de Schelde klimt uit het dal. Sinds 2005 wordt in de Bovenschelde door de VMM meer zuurstof en minder nitraat en fosfaat gemeten. Voor een ecologisch herstel is echter nog een verdere verbetering van de waterkwaliteit en een sanering van de vervuilde waterbodem nodig.
• In de Zeeschelde ving het INBO in 2010 32 vissoorten, het hoogste aantal sinds 1995. Toch blijven verschillende soorten die er zouden moeten voorkomen, zoals de steur, zeeprik en fint, afwezig, waardoor de rivier nog steeds niet goed scoort.
• Dat geldt ook voor de Rupel, waar de waterkwaliteit en diversiteit van de vissengemeenschap toenam, maar enkele verwachte soorten nog steeds ontbreken.
Dit artikel verscheen in Eos, juli 2012.