Sanne Deurloo over de toekomst van conceptie en zwanger zijn.
Niet zo lang geleden is het eerste kind geboren dat genetisch materiaal van drie verschillende mensen heeft meegekregen
Wie zijn wij om het geluk van een ander tegen te houden als het onze eigen integriteit niet in het gedrang brengt?
Hoeveel biologische ouders kan een mens hebben? Het klonk lang als een absurde vraag. Om een kind te maken, waren een man en een vrouw nodig. Een man voor een zaadcel en een vrouw voor een eicel en een baarmoeder om het kind tot wasdom te laten komen. Een zaadcel met een halve portie erfelijk kernmateriaal en een zwiepstaartje. En een eicel met een andere halve portie kernmateriaal.
Maar tegenwoordig is er meer mogelijk. Al langer kennen we de draagmoeder, die de foetus van twee andere mensen in haar baarmoeder laat uitgroeien tot baby. Officieel is die draagmoeder misschien geen ‘biologische moeder’, maar zeker is dat ze een belangrijke biologische bijdrage levert aan de geboorte van het kind.
Niet zo lang geleden is het eerste kind geboren dat werkelijk genetisch materiaal (DNA) van drie verschillende mensen heeft meegekregen. Dat kan doordat we niet alleen DNA in de kernen van onze cellen meedragen, maar ook in de mitochondriën. Dat zijn kleine organellen in de cel die verantwoordelijk zijn voor de energiehuishouding. Organellen die hun eigen DNA hebben, dat wordt doorgegeven via de eicel.
Ook zaadcellen bevatten mitochondriën. Die zijn hard nodig om de energie te leveren voor zijn zwiepstaartje. Maar deze mitochondriën gaan verloren bij de bevruchting. De mitochondriën van de eicel worden na bevruchting deel van de foetus en daarmee van de baby.
In Mexico en Oekraïne pasten wetenschappers bij moeders die geen goede mitochondriën konden doorgeven een alternatieve methode toe. Ze isoleerden het kern-DNA van een eicel en brachten het in bij een eicel met goede mitochondriën waaruit het oorspronkelijke kern-DNA was verwijderd.
Zo bleef een eicel over met in de kern DNA van de ene vrouw en in de mitochondriën DNA van een andere. Die eicel werd daarna bevrucht met een zaadcel van een man. Op die manier kreeg het kind dus twee biologische moeders en een biologische vader.
In principe kunnen wetenschappers ook het kern-DNA in de eicel vervangen door kern-DNA uit een zaadcel, waardoor je een kind (een zoon) zou kunnen krijgen met één moeder (die dan geen kern-DNA heeft bijgedragen) en twee vaders. Het is een van de nieuwe technieken die toelaten dat mensen die eerst onvruchtbaar heten toch een kind kunnen krijgen dat hun genen draagt.
Medici en wensouders kijken ook uit naar bevruchting zonder zaadcellen. Heel handig als de beoogde vader er geen heeft. Wetenschappers kunnen met stamceltechnieken uit een huidcel een zaadcel maken. Dezelfde methode zouden ze ook kunnen toepassen op een eicel. Zo kunnen twee mannen en twee vrouwen samen een kind krijgen dat hun beider biologisch nageslacht is.
Voorlopig testten de wetenschappers de techniek alleen uit bij muizen. Het risico bestaat dat ze bij mensen toch medische nadelen impliceert voor het nageslacht. Al hebben we daar niet noodzakelijk gerede gronden voor – bij de eerste ivf-kinderen hielden heel wat mensen hun hart vast: zouden ze wel gezond zijn? Ondertussen zijn ruim vijf miljoen ivf-kinderen op de wereld gebracht.
Kunstmatige baarmoeder
Wetenschappers zetten verder echt grote stappen met de kunstmatige baarmoeder, waarbij een foetus in een apparaat groeit en dus buiten het lichaam van een vrouw. Voorlopig lijkt de techniek, die de wetenschappers testten op lammetjes, vooral interessant voor vroeggeboren kinderen. Uiteindelijk vindt ze vast nog veel meer toepassingen.
Mensen zijn bereid ver te gaan voor een ‘eigen’ kind. Dat dat ‘oergevoel’ leeft, blijkt telkens weer in vruchtbaarheidsklinieken, die zovele nieuwe technieken ter beschikking stellen van wensouders. Dat hoeft geen probleem te zijn; wie zijn wij om het geluk van een ander tegen te houden als het onze eigen integriteit niet in het gedrang brengt? Als mensen zich gekwetst voelen door hoe een ander leeft, dan wordt het tijd dat ze zich meer focussen op hun eigen leven.
Anderzijds gaat de manier waarop we ons voortplanten wel verder veranderen. Het eerste ivf-kind was heel bijzonder. Nu, minder dan veertig jaar later, vinden we het logisch dat wensouders die mogelijkheid in overweging nemen. Nieuwe technieken beïnvloeden onze kijk op wat ‘normaal’ is.
Laten we het daarom wel hebben over die grote ontwikkelingen in de voortplantingsgeneeskunde en de impact die ze kunnen hebben. Uit onderzoek blijkt dat het belangrijkste voor een kind is dat het een stabiel en liefdevol gezinsleven heeft en dat er niet geheimzinnig wordt gedaan over zijn afkomst.
Toch blijft het interessant om na te gaan wat het betekent voor een kind om af te stammen van drie ouders. Of om – als dat ooit kan – in een kunstmatige baarmoeder te zijn gegroeid. En zullen we het ooit ‘normaal’ vinden dat een vrouw beslist om die lastige zwangerschap lekker clean in een kunstmatige baarmoeder te laten plaatsvinden?
Het lijkt onwaarschijnlijk dat we de traditionele manier van kinderen krijgen danig zullen veranderen. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat iedereen naar het lab gaat voor de conceptie. Maar de toekomst duurt nog lang.